Hirtum, Bernardus Petrus van (1792-1875)

Bernardus Petrus van Hirtum was het derde kind van Nicolaas van Hirtum, die het orgelmakersvak waarschijnlijk in Duitsland geleerd had. Deze orgelmaker bouwde in 1789 een orgel voor de Sint-Catharinakerk in Eindhoven.
Aanvankelijk bouwt Bernard samen met zijn oudere broer Anthomius Caspar o.a. orgels in Chaam en Vught, maar zet daarna zijn orgelmakerij onder eigen naam voort.

De broers van Hirtums worden altijd vermeld bij de grote Brabantse orgelmakers van de negentiende eeuw. Maar lange tijd was de stijl van hun eigenaardige instrumenten onduidelijk. Totdat in 1977 hun familiekroniek werd ontdekt. Hierin blijkt dat hun orgels het Rijnlandse rococo vertegenwoordigen.

Noord-Brabantse orgels van Van Hirtum

Chaam (1815)
Van de door de Van Hirtums gebouwde orgels is nog slechts een zestal (goed)deels bewaard gebleven. Het betreft alle instrumenten van Bernard van Hirtum:
Sprang-Capelle (‘s-Grevelduin-Capelle) (1820/1823)
Cuijk, Herv. Kerk (1829)
Eersel, Sint-Willibrorduskerk (1838)
Hilvarenbeek, Sint-Petruskerk (1840) 
Lierop (1856)
Diessen, Sint-Willibrorduskerk (1859/60)

Hilvarenbeek
Diessen
Eersel

Wie de orgels in de kerken van Hilvarenbeek (1840), Diessen (1859) en Eersel (1838) bekijkt, zal ongetwijfeld onder de indruk komen van de voorname proporties en het rijke snijwerk, vol slingers en krullen. Orgelmaker Bernard van Hirtum (1792-1875) moet een vaardig schrijnwerker en beeldhouwer zijn geweest. Dit is voor orgelmakers uitzonderlijk, want de meesten laten het snijwerk voor hun orgels door specialisten vervaardigen. De gewone orgelmaker zorgt in de eerste plaats voor het muziekinstrument, met alle technische onderdelen.
De orgels van Van Hirtum hebben nog iets aparts. De fronten hebben een breedtewerking die in Brabant ongebruikelijk is. Het bescheiden orgel van Eersel heeft al zeven geledingen, Hilvarenbeek zelfs elf. Zo’n breedtewerking kwam in Frankrijk en het gebied rond Luik wel voor. Ook de klank van de orgels heeft iets zuidelijks, evenals de toepassing van het kistpedaal. Zodoende ontstond in het midden van de twintigste eeuw het idee dat Van Hirtum het vak ergens in het zuiden geleerd zou hebben.

Ik wijs op nog een paar kenmerken van de orgelfronten. Typerend voor Van Hirtum zijn de palmtakken en horens als versieringen, en grote krullen ter ondersteuning. Bijzonder mooi zijn de gesneden muziekinstrumenten aan de zijkanten van het front, en in Eersel in de potten bovenop het orgel. We zien violen, klarinetten, dwarsfluiten, hoorns, trombones, de ophicleïde (een soort gekrulde fagot) en zelfs de schellenboom. Een aantal van deze instrumenten was in de katholieke dorpskerkjes in gebruik tussen 1770 en 1850, toen men nog geen orgel kon betalen. Overigens komen de grote beelden in Hilvarenbeek uit een Antwerps atelier, ze zijn pas na de dood van Van Hirtum aangeschaft.

Brabanders of niet?

Toen in 1968 het orgel van Hilvarenbeek werd gerestaureerd, ging men nazoeken wie Bernard van Hirtum eigenlijk was. Hij is geboren in Hilvarenbeek en heeft er zijn hele leven gewoond. Hoe kwam hij dan aan die vaardigheden? Zijn vader Nicolaas (1752-1810) bleek ook orgelmaker te zijn geweest. Die was geboren in Sint-Oedenrode. De familie was katholiek. In de achttiende eeuw hadden de katholieken in Oost-Brabant bijna nergens een orgel in hun dorpskerk, want dat was de generaliteitsperiode en katholieken mochten hun eredienst alleen in schuurkerkjes verrichten. Wat kon Nicolaas van Hirtum aanvangen als orgelmaker?
In 1977 ontdekte Ad van Sleuwen dat een achterkleinzoon van deze orgelmakers nog een familiekroniek bezat. Het bleek dat Nicolaas van Hirtum bij zijn huwelijk in 1791 – met een Hilvarenbeekse – vol grote plannen aan deze Kronyk was begonnen. Daar kwam niet zoveel van terecht. Toch beschreef hij al zijn werkzaamheden tussen de jaren 1781 en 1797, aanvankelijk in protestantse kerken, later ook in katholieke. Ook zoon Bernard voegde een beschrijving toe van de twaalf orgels die hij bouwde tussen 1815 en 1859. Verder staan in de Kronyk nog gedichten, financiële aantekeningen en recepten. Vooral de eerste (enigszins kromme) zin van de beschrijvingen van Nicolaas van Hirtum verraadt veel:

“In het jaar 1781 den 21 maay zoo ik tuys gekoomen zijnde van de stat Ceulen, alwaar ik t orgelmaaken grondig geleert had, noom ik mijn eerste woonplaats tot Waalwijk in de Langstraat”. Hoe Nicolaas in Keulen verzeild is geraakt, weten we niet, maar hij suggereert dat hij er een flinke tijd in de leer is geweest. Daar woonden toen beroemde orgelmakers zoals Ludwig König, die ook in Nederland enige orgels bouwde. Zijn grootste instrument staat in de Stefanuskerk in Nijmegen, voltooid in 1776. In die orgels zie je een zelfde breedtewerking als in Hilvarenbeek en Diessen. 

Rijnlands en Weens rococo

Zo kunnen we de bouwstijl van vader en zoon Van Hirtum begrijpen: het Rijnlandse rococo. Het is een klankwereld met boventoonrijke prestanten, allerlei fluiten, frisse tertsregisters en zangerige tongwerken. De orgels zijn gedacht voor heldere stukken met galante melodieën, in de stijl van de Weense Klassieken, dus Haydn, Mozart en hun navolgers. Bernard van Hirtum was zelf ruim vijftig jaar organist in Hilvarenbeek, en heeft vermoedelijk dit soort muziek gespeeld. Dat gebeurde in het midden van de negentiende eeuw nog veel in Noord-Brabant (en heel West-Europa), terwijl het al een beetje een ouderwetse stijl was geworden. Maar bij het grote publiek bleef die muziek populair, tot op de dag van vandaag. Ook orgelmaker Frans Smits hield ervan, hij componeerde zelfs kerkmuziek in de Weense stijl. Ook al verschilde zijn bouwtechniek van die van Van Hirtum, hun muziekideaal lag dicht bij elkaar. Dat is een belangrijke reden waarom in Eersel de combinatie van de kas van Van Hirtum en een binnenwerk van Smits (uit Groot-Linden, 1850) best geslaagd is. Anders gezegd: ook dit orgel klinkt zoals het eruit ziet: feestelijk.

Bron: Frans Jespers, uit ‘Brabants Orgelrijkdom 2010’

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Orgelbouwers