Vollebregt & Zoon, Johannes (1793-1872) en Jacobus

Johannes Vollebregt, geboren in 1793 in Maassluis, is vanaf zijn 20ste levensjaar actief geweest als schrijnwerker en orgelmaker. In de periode 1839 tot 1845 zou hij o.a. gewerkt hebben bij Bätz in Utrecht, bij Lohman in Leiden en bij Naber in Deventer, terwijl hij ook in het buitenland zijn leerschool zou hebben gehad. Toen Vollebregt zich in 1845 als orgelmaker in het Brabantse Heusden vestigde was hij in feite gevormd tot een Hollandse orgelmaker. Opvallend is het dat hij snel Brabantse tradities adopteerde en ze versmolt met zijn eigen achtergrond. Zo ontstond een synthese tussen Hollandse en Brabantse elementen en van eigentijdse tendensen en klassieke voorbeelden.
Zijn zoon Jacobus werkte bij Johannes in de orgelmakerij, zodat zij zich altijd presenteerden als J.J. Vollebregt & Zoon.
De familie Vollebregt woonde en werkte vanuit Waalwijk, ’s-Hertogenbosch en Vught. 
In 1872 overleed Johannes Vollebregt. Vanaf 1846 bouwde Vollebregt een groot aantal nieuwe orgels, waarvan het merendeel in Brabant geplaatst werd:

Sint-Agatha, Kruisherenklooster (1846)

Gemonde, Sint-Lambertuskerk (1848)

Erp, Sint-Servatiuskerk (1848)

Zevenbergen, Sint-Bartholomeuskerk (1848-1944 verwoest)

Geldrop, Sint-Brigidakerk (1849) (1894 aanpassing Smits)

‘s-Hertogenbosch, Sint-Catharinakerk (1851)

Best, Sint-Odulphuskerk (1852)

Breugel, Sint-Genovevakerk (1854)

Sint Anthonis, Sint-Anthonius Abt kerk (1854/55)

Kaatsheuvel, Sint Jan de Doperkerk (1855)

Waalwijk, Besoyen, NH kerk (het witte kerkje) (1857)

Heusden, Lutherse kerk (1859)

Geertruidenberg, Sint-Geertruidskerk (1861)

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Orgelbouwers