Oss – Grote Kerk, of Maria Onbevlekt Ontvangen kerk

Orgelgeschiedenis Verschueren-orgel Koororgel Concerten Muziek Kerk Info

Begijnenstraat 1
5341 BC Oss
Locatie op Google Maps

De orgelgeschiedenis van de Willibrordus-, 
tegenwoordig Grote Kerk van Oss

1562
De eerste vermelding over een orgel in de aan Sint Willibrord gewijde kerk: De kluiszuster* stichtte op 22 december vier heilige miss ende met orgelen. De organist ontving hiervoor vier, de blazer twee stuivers. 
* Deze kluiszuster heette Claerke Sanders, de dochter van een Osse poorter; ze liet zich in 1546 in de Osse kluis inmetselen; deze kluis was een ruimte in de toren van de kerk. Heel lang heeft ze in haar ‘huisje’ gewoond. Ze moet na 23 augustus 1591 gestorven zijn; op die datum maakte ze haar testament op [L.G.C.M. van Dijck].

1633
De kerk werd voor de protestantse eredienst ingericht. Het orgel bleef staan maar werd niet gebruikt. Over dit vroegst bekende orgel is slechts zijdelings iets bekend. Gespecificeerde rekeningen van orgelmakers zijn niet te vinden. Veelal was de organisten de zorg voor het orgel opgedragen. Die zorg behelsde ook het verrichten van voorkomende reparaties. 
Ergens halverwege de 17de eeuw werd de blinde ‘Meester’ Cornelis Bilderbeek als organist benoemd. Was hij een meester in het orgelspelen of schoolmeester? 
In 1656 is sprake van een contract met een ‘orgelist’, waar de kerkeraad in 1662 niet (meer) tevreden mee was, hij kwam niet altijd opdagen als ‘er gepreekt word’.
Een paar deskundigen uit de tijd van dit vroege orgel zijn bekend. Zo was daar organist Peter Engelbronner [Van Kuilenburg, 106] die in 1733 door de pastoor van Teeffelen (Joannes Bollens) in de arm genomen werd toen die voor zijn kerk een nieuw orgel wilde laten maken door Matthijs van Deventer uit Gendt (bij Nijmegen). Engelbronners signatuur komt voor als adviseur van het kerkbestuur op het contract met Van Deventer. 

Gezicht op Oss 1732


1746
In 1746 tot 1748 was er een vrouwelijke organist, de ‘organistin’ Sandarina Engelbronner.
Het jaartraktement voor de organist bedroeg in die tijd maar liefst fl. 125,-.
Tot ongeveer 1755 was Dirk van Nimwegen orgeltrapper en daarna tot 1800 werd het door Dominicus, zijn zoon, voor jaarlijks fl. 12,- gedaan.

1751
Oss werd geteisterd door een grote stadsbrand. Twee bronnen verhalen verschillend over het orgel. In de ene, een ‘late’ uit 1791, lezen we: (…) De spits, ’t welk die ’s tyds, mede door de vlammen aangetast, neêrsloeg op de Kerk, zonder echter het orgel (’t welk als iets verwonderens-waardigs wordt aangemerkt) te beschadigen; daar ’t met den rugge tegen den toren stond (…), aldus W.A. Bachiene. De andere bron meldt ons dat de organist met gevaar voor eigen leven kans gezien had het orgel af te breken en aldus had weten te behouden (Nederlandsche Jaerboeken, 383). Omdat de kerk al drie uur na het uitbreken van de brand vlam vatte moet het een betrekkelijk klein orgel geweest zijn. Hoe dan ook, de genoemde organist zal evengoed verstand van zaken gehad hebben. Die organist was Theodorus Hendricus Crompff (hem werd immers op 2 februari 1752 een vol jaarsalaris uitbetaald). De schade die de brand in de kerk had aangericht werd zoveel mogelijk hersteld door de Osse timmerman Willem van der Sluijzen die van 7 oktober tot 17 november 1751 werkzaamheden verrichtte voor in totaal 14 guldens en 16 stuivers. Het orgel werd herplaatst, maar Matthias van der Heyden die vanaf 1760 organist was, was hoogstwaarschijnlijk minder terzake kundig.

Een tiental jaren na de brand werkte ene Wilhelm Titz uit Korschenbroich (gestorven in 1776) aan het Osse orgel [K. Dreimüller, pp.437]; wat hij precies deed is niet te achterhalen, maar men bleek niet onverdeeld gelukkig met de toestand waarin het orgel nadien verkeerde: samen met Krijn van Gryns en Hoogert Martens klaagde stadhouder Isaq Verster Titz aan bij het gerecht van Korschenbroich op 3 februari 1773. Titz’ werk zou niet in overeenstemming met het gesloten contract geweest zijn. Wilhelm Titz beloofde daarop dat zijn stiefzoon Christian Brandts de klachten zou komen verhelpen. 

1787
Stadhouder Verster heeft in de Osse orgelhistorie een belangrijke rol gespeeld. Dat deze Verster wist waarover hij sprak blijkt wel uit het feit dat de Hervormden van Lithoyen in 1788 van hem een orgel kochten dat hij zelf gebouwd zou hebben [Boekzaal 1791, II 475]! De Zuidelijke Nederlanden hadden aan het einde van de achttiende eeuw behoorlijk te lijden van de oprukkende Fransen: veel kloosters probeerden hun waardevolle zaken aan de dreigende secularisatie te onttrekken of maakten ze tijdig te gelde in het (toen nog veiliger) Noorden. Voorbeelden van Zuid-Nederlandse orgels in Brabant vinden we nu nog in Helmond en Cuijk. Ongetwijfeld was Verster van deze ‘orgelvlucht’ op de hoogte en onder zijn supervisie plaatste de Weertse orgelmaker Joannes Beerens hier in september 1787 voor ƒ 450 een dergelijk vrijgekomen orgel. Naspeuringen in het Belgische doen vermoeden dat dit ‘nieuwe’ orgel afkomstig kan zijn van een kloosterkerk in Belgisch Limburg (de gegevens daar zijn nog niet geordend). Het orgel werd op 30 september feestelijk in gebruik genomen. Een journalist bericht daarover: Onder de dienst werd door muziekliefhebbers uit Oss een zeer fraai en aangenaam muziek, zo van gezang als symphonien uitgevoerd. De variatie van het bekende en thans weder geliefde Wilhelmus werd ook gespeeld. Verder wordt van dit orgel gemeld dat het een instrument was met 24 registers, 2 klavieren van elk 54 toetsen, een gedeelde koppeling in bas en discant, een aangehangen Pedaal en 3 balgen[Boekzaal 1787, II, 571], voorwaar een kloek instrument! Regelmatig vonden op dit orgel concerten plaats [E.G.J. Gregoir, 50]
Dominee S. Hanewinkel (529) schreef in 1799 (…) “men heeft een goed orgel in dezelve, het geen iets zeldzaams is in de Meiërysche Kerken.”

1800
Op 17 oktober diende de kerk aan de Katholieken te worden teruggegeven onder voorwaarde dat de protestanten het orgel lieten staan. 
De Bossche orgelmaker Leonard van Eijsdonck was in Oss geen onbekende. Hij onderhield met zijn neef Paulus van Nistelrooy al vele jaren de orgels in het Maasland. Hij vestigde zich met zijn orgelmakerij in Oss en Leonard werd in 1801 de eerste katholieke organist van Oss. In 1801, 1804 en 1809 vonden er aan het orgel reparaties plaats. 

1812
Van Eijsdonck overlijdt en Paulus van Nistelrooy volgt hem op als organist. In 1813 en 1814 vond meer reparatiewerk aan het orgel plaats, gevolgd door groter werk in 1824. Behalve organist was Paulus ook voorzanger. Die dubbelfunctie is hij blijven vervullen tot in ieder geval 1854. Hoezeer de organistenfunctie gewaardeerd werd, blijkt wel uit de ‘bankenpacht’: de Van Nistelrooys hadden de duurste bank in de kerk. 

1848/1852
Door Broekhuyzen wordt het instrument in 1852 als volgt beschreven: Het orgel in de kerk der r. cath. gemeente aldaar is sinds 1788 vervaardigd door Beerntz orgelmaker te Weerdt. Werd in 1848 geheel herbouwd en vergroot door P. van Nesselrode en Zoon orgelmakers te Oss. Verkreeg toen 21 stemmen, twee handklavieren, aangehangen pedaal en drie blaasbalgen lang 8 en breed 4 voeten. 

ManuaalPositief
Prestant 8′
Bourdon 16′
Holpijp 8′
Octaaf 4′
Quintfluit 3′
Fluit 4′
Octaaf 2′
Violdigamba 8′
Flageolet 1′
Mixtuur III st
Trompet B/D 8′  
Fagot B/D 16′ 
Prestant 4′
Holpijp 8′
Fluit 4′
Octaaf 2′
Prestant D 8′
Violdigamba D 8′
Flageolet 1′
Kromhoorn B/D 8′
Mixtuur III st
__________________
Pedaal
Aangehangen

Koppeling. Afsluiting. Tremulant. Ventil.

1854 
Voor ƒ 90,60 maakte men in 1854 een nieuw klavier aan het orgel en in 1858 had hij dit orgel uit de afgebroken Willibrorduskerk al, zij het met enige wijzigingen, overgeplaatst in de sinds 1857 in aanbouw zijnde nieuwe kerk [F.J.M. van der Ven, p. 28]. Op 23 mei 1859 werd de nieuwe kerk ingewijd.
Paulus van Nistelrooy overlijdt in 1859 en zijn zoon Leonardus Aloysius, die inmiddels al een deel van zijn werkzaamheden had overgenomen, volgt hem op als organist. 

1880
De aankleding en de verfraaiing van de nieuwgebouwde kerk was een zaak van lange adem, en eerst in 1880 ontvingen de Gebr. Goossens in ‘s-Hertogenbosch opdracht tot het maken van een neogotische orgelkast naar een ontwerp van de Bossche architect L.C. Hezenmans. Omdat L.A. van Nistelrooij al in januari van dat jaar overleed, bouwde niet hij, maar diens neef en opvolger Janus Kuijte het oude orgel op in de nieuwe kast. Als enig detail hiervan is bekend dat Kuijte hiertoe andermaal nieuwe klaviatuur leverde: de ondertoetsen van eiken en de halftonen van zwart ebbenhout. De bakstukken waren met palissander belegd. Bovendien maakte Kuijte de nieuwe frontpijpen. Het geheel kostte ƒ 6000 [J. van Zuijlen, 38]

1894
Oorspronkelijk stond de orgelkast meer naar de balustrade (de kleinere Rugwerkkast bestaat immers pas sinds 1950), maar in 1894 werd de kast na klachten van de koorzangers over ruimtegebrek door Kuijte ingekort en verplaatst naar de torenwand. 

1897
Korte tijd later diende het historische binnenwerk vervangen te worden, en Kuijte nam de demontage aan; hij noteerde de dispositie van dat moment: 

ManuaalPositief
Principaal 8′
Bourdon 16′
Holpijp 8′
Quint 2 2/3″
Octaaf 4′
Fluit 4′
Octaaf 2′
Mixtuur III st
Trompet B/D 8′ 
Fagot B/D 16′ 
_____________________
Pedaal
Aangehangen
Gedakt 8′
Viola 8′
Prestant B 4′
Prestant D 4′
Octaaf 2′
Prestant D 8′
Dolce 4′
Kromhoorn B/D 8′
Ventil
Calcantenklok



Dit oude orgel werd in 1897 werd door Pau (P.L.) Kuijte voor fl. 440 verkocht aan de zusters van het Leonardusgesticht, de voorloper van het St. Anna ziekenhuis dat later is opgegaan in het Bernhoven ziekenhuis te Uden.

Het Walcker-orgel (1897)

Pastoor Van de Laar had volgens A.J.H. Kuijte, zoon van Pau Kuijte en de latere archivaris van Oss, aan P.L. Kuijte beloofd dat die het nieuwe orgel voor Oss zou mogen bouwen. Maar omdat Pau een slechte gezondheid had en er ook nog alleen voor stond, gaf de goedkope Duitse Mark de doorslag dat het kerkbestuur in zee ging met de Duitse orgelmaker Eberhard F. Walcker uit Ludwigsburg. Deze leverde als opus 814 een geheel nieuw binnenwerk met moderne pneumatische tractuur en diverse ‘hoogdrukregisters’ in de neogotische kas van Goossens. De niet-sprekende frontpijpen van Adrianus Kuijte uit 1880 bleven hierbij behouden. Het was een instrument van uitgesproken romantische allure en het werd op 24 oktober 1897 ingespeeld door de landelijk vermaarde organisten W.I. Reijniers (Tilburg) en P.A. Verheyen (Amsterdam), alsmede door Eduard Gelpke uit Aken. De dispositie luidde [Jespers, 239]

Hoofdwerk C-g”’ Schwell
Bourdon 16′
Prinzipal 8′
Bourdon 8′
Viola di Gamba 8′
Gemshoorn 8′
Octaaf 4′
Roerfluit 4′
Mixtuur V st
Stentor-Soloflöte 8′ 
Fluit 8′
Dolce 8′
Trompet 8′
_____________________
Koppelingen:
I + II
P + I
P + II 
Combinatietrede p – mf – tutti.
Viool Prinzipal 8′
Lieblich Gedackt 8′
Conzerfluit 8′
Salicional 8′
Clarinette 8′
Aeoline 8′
Voix Celeste 8′
Flute Douce 4
Cornet III-V st
Stentor-Sologamba 8′
______________________
Pedaal C-f’
Subbass 16′
Open Bass 16′
Gedekt Bas 16′
Posaunenbass 16′
Open Bass 8′
Violoncello 8′

Pneumatische tractuur. 

1927
Het instrument werd omgebouwd door de Rotterdamse firma Valckx & Van Kouteren. 

Het L. Verschueren-orgel (1950)

Het was de firma Verschueren uit Heythuysen die de grote ombouw van 1950 realiseerde: de tractuur werd nu elektro-pneumatisch gemaakt en men voegde een derde werk als Rugwerk toe in de kleine vooruitspringende orgelkast. Het bestaande werk was in slechte staat, en had te lijden onder de houtworm. De frontpijpen van Kuijte werden vervangen door nieuwe sprekende exemplaren. Van het instrument van Walcker zijn 470 pijpen bewaard gebleven, zie de dispositie hieronder. Adviseurs bij de verbouwing waren prof.dr. A. Smijers en Hub. Houët. Deze laatste verzorgde ook de bespeling bij de ingebruikname op 8 oktober 1950. Het opusnummer van Verschueren is 227.  

Dispositie 1950

Hoofdwerk C-g”’ Rugwerk
– Bourdon 16′
Prestant 8′
Roerfluit 8′
– Octaaf 4′
– Kwint 2 2/3′
Mixtuur IV-VI st
Trompet 8′



* Bourdon 8′
Kwintadeen 8′
* Octaaf 4′
– Roerfluit 4′
– Octaaf 2′
Larigot 1 1/3′
Mixtuur IV st
Kromhoorn 8′


ZwelwerkPedaal C-f’
Tolkaan 8′
Holpijp 8′
Blokfluit 4′
Nazard 2 2/3′
– Prestant 2′
Terts 1 3/5′
Nachthoorn 1′
Scherp III-IV st
Hobo 8′
Tremulant
* Principalbas 16′
– Subbas 16′
* Octaaf 8′
– Gedekt 8′
* Prestant 4′
Mixtuur IV st
Bazuin 16′
Trompet 8′


Koppelingen:
Hoofdwerk-Zwelwerk
Hoofdwerk-Rugwerk
Rugwerk-Zwelwerk
Pedaal-Hoofdwerk
Pedaal-Rugwerk
Pedaal-Zwelwerk
Hoofdwerk-Zwelwerk 4′
Vrije combinaties 
Vaste combinaties 

Tractuur elektro-pneumatisch. 
Temperatuur evenredig zwevend.

De met * aangegeven registers hebben voor een deel oude pijpen; 
De oude registers die in hun geheel in het nieuwe orgel overgenomen werden zijn voorzien van een -. 
Van de in totaal 2182 pijpen zijn er 90 van zink (4%); de overige zijn van hout of hebben voor de prestanten en strijkers een tingehalte van 45% en voor de fluiten en gedekten 25%, aldus informatie van Verschueren.  
Verschueren, die in 1891 begon als ‘Fabriek van Orgelbestanddeelen’ had kort na Kuijte’s dood in 1912 voor fl. 450,00 de boedel en het klantenbestand van Janus Kuijte overgenomen.


Foto Piet Bron

1988
In 1988 werd gestart met fondswerving voor een restauratie van het orgel. Er bestonden vaag omlijnde plannen om in de kas van Goossens uit 1880 een Romantisch orgel te plaatsen. Op advies van Ton van Eck worden alvast 17 stemmen van het in 1884 door IJpma te Purmerend geplaatste en in 1955 afgebroken orgel van A. Schreurs (fa. Adema-Schreurs) opgekocht en in een afgesloten kamer in de torenruimte opgeslagen . 

1993
Uit onderzoek in 1993 is gebleken dat van het opgeslagen IJpma-pijpwerk na 5 jaar nagenoeg niet één pijp meer onbeschadigd was:
* door hun gewicht zijn de grote pijpen geplet
* pijpen die rechtop werden neergezet zijn geknakt
* pijpen die kennelijk te lang waren voor vervoer zijn dubbelgevouwen en omgeslagen
* kleine pijpjes werden onherstelbaar vertrapt
* de onder in de kisten geborgen pijpen zijn geplet door de er boven liggende exemplaren.


Foto’s John Blummel


Er werd besloten slechts een grote opknapbeurt aan het orgel uit te laten voeren door John Blummel, waardoor het weer bespeelbaar werd. De werkzaamheden werden afgerond met een heringebruikneming op 8 december 1993. John Blummel heeft het orgel nog steeds in onderhoud.

2013

John Blummel heeft in 2013 een grote revisie uitgevoerd.

Plan voor een Maarschalkerweerd-orgel 2012

In 1872 bouwde Maarschalkerweerd een nieuw orgel voor de Utrechtse Dominicuskerk. Nadat het kerkgebouw in 2012 werd afgebroken is dit orgel gekocht door de Sint-Willibrordusparochie in Oss. Er waren plannen dit orgel in de huidige kas in te bouwen, maar omdat er te weinig geld beschikbaar is is dit voorlopig niet mogelijk.

“Het grote orgel in onze kerk ziet er monumentaal uit en dat is het ook, althans van buiten. Van binnen is het al lang aan een grondige restauratie toe. Een offerte van alles wat er aan moest gebeuren beliep ruim € 200.000,-. Dat was even schrikken voor het kerkbestuur. Er zijn toen deskundigen van de Katholieke Klokken- en Orgelraad ingeschakeld. Zij achten het pijpwerk van het bestaande orgel van zo geringe kwaliteit (het merendeel stamt van net na de oorlog) dat het niet verantwoord is daar nog zoveel geld in te steken. Het zou beter zijn een bestaand orgel van kwaliteit uit een kerk die gesloten is, in onze bestaande kast in te bouwen. Dat is niet goedkoper, zelfs duurder (vanwege de manuren die gemoeid zijn met afbraak en opbouw), maar dan zouden we wel weer een kwalitatief goed orgel hebben waarmee we heel lang vooruit kunnen. Een dergelijk orgel is nu beschikbaar in Bilthoven. Het is een Maarschalkerweerd-orgel uit 1872.
Maarschalkerweerd is een bekende orgelbouwer uit dezelfde tijd dat onze kerk gebouwd is. Het beoogde orgel uit Bilthoven is oorspronkelijk gebouwd voor de Dominicuskerk in Utrecht. Het mooie is dat ons koororgel (een rijksmonument) vóór in de kerk ook een Maarschalkerweerd-orgel is. We kunnen het orgel verwerven en we willen dat ook graag. De aankoopprijs is niet direct het probleem maar wel de kosten die er verder mee gemoeid zijn. Toch zullen we iets moeten doen, wil het instrument dat we nu hebben niet langzaam verloederen.” 

Alle giften welkom op bankrekening 14.04.05.682
t.n.v. Kerkbestuur H. Willibrordus met vermelding ‘orgelfonds’.

Het Maarschalkerweerd-orgel (1872) Bilthoven 

In 1872 bouwde Maarschalkerweerd een nieuw orgel voor de Utrechtse Dominicuskerk aan de Mariaplaats. In 1891 bouwde Maarschalkerweerd het orgel om. De oorspronkelijke zijkantbespeling werd gewijzigd in een vrijstaande mechanische speeltafel midden voor het orgel met een barkermachine voor het hoofdwerk. De Dominicuskerk is in 1940 afgebroken, en het orgel vond een nieuwe plaats in de Sint Barbarakerk te Bunnik. In 1964 besloot men in Bunnik een nieuw orgel te laten bouwen. De firma Vermeulen uit Alkmaar plaatste het instrument toen over naar Bilthoven, restaureerde het, en voorzag het van een nieuw modern front, ontworpen door mevrouw Bauer. Ook wijzigde men de dispositie: de Fernfluit 8′ en Viola di Gamba 8′ werden vervangen door een Superoctaaf en een Superquint, en op het pedaal verviel de Violon 8′ ten gunste van een Superoctaaf 2′. De bas van de Bourdon 16′ werd verwijderd en er werd koppeling tussen het pedaal en het bovenklavier aangelegd. De Dulciaan werd vervangen door een ander exemplaar, en de Bazuin werd gewijzigd van doorslaand in opslaand. Adviseur bij deze werkzaamheden was dr. P.J. de Bruyn namens de KKOR. Op zondag 12 april 1964 is het orgel in Bilthoven in gebruik genomen met een concert door Albert de Klerk. In 1990 werd het door Flentrop gereviseerd. In 2012 werd het kerkgebouw afgebroken en werd het orgel opgeslagen. Het is gekocht door de Sint-Willibrordusparochie in Oss. 


Info en foto Piet Bron

Dispositie

Hoofdwerk C-f”’ Positief
Bourdon 16′
Prestant 8′
Roerfluit 8′
Violon 8′
Octaaf 4′
Fluit 4′
Quintfluit 3′
Octaaf 2′
Mixtuur II-III st
Cornet V st
Trompet 8′






Prestant 8′
Holpijp 8′
Quintadeen 8′
Prestant 4′
Roerfluit 4′
Superoctaaf 2′
Superquint 1 1/3′
Dulciaan 8′
 __________________
Pedaal C-d’ 
Prestant 16′
Subbas 16′
Octaaf 8′
Octaaf 4′
Superoctaaf 2′
Bazuin 16′
Trombone 8′

3 koppels 
Toetstractuur mechanisch. 
Registertractuur mechanisch. 
Windlade(n) sleeplade.
Temperatuur evenredig zwevend.

Maarschalkerweerd & Zoon-koororgel (1891)



In 1891 leverde de firma Maarschalkerweerd & Zn. een orgel aan de Zusters van Liefde voor hun kloosterkapel aan het Gasthuisplein in Zwolle. Het orgel is na sluiting van het klooster door de Zusters aan de Grote Kerk in Oss geschonken. Dankzij een financiële gift van een anoniem gebleven parochiaan kon het orgel geheel worden gerestaureerd en opgebouwd in op het koor van de kerk. Op 29 oktober 1989 is het instrument ingewijd.

Dispositie

Bovenmanuaal C-f”’ Ondermanuaal
Viola da Gamba 8′ 
(vanaf c)
Fluit Dolce 8′ (C-c)
Flûit Dolce 4′ (vanaf c)
Fernfluit 8′ (vanaf c)


Manuaalkoppel door trede.

Prestant 8′
Bourdon 8′
Fluit Travers 8′
Melofoon 4′
_______________
Pedaal C-f
Aangehangen
aan ondermanuaal.

Tractuur mechanische sleepladen. 
Temperatuur evenredig zwevend.

Concerten

In deze kerk worden geen concerten georganiseerd.

Muziek

Kees Verhoek, Gezang 328 – 23 december 2010

De kerk

De huidige kerk staat op de dezelfde locatie als zijn voorganger de middeleeuwse Sint-Willibrorduskerk, die in het midden van de 19de eeuw werd afgebroken.

De in 1754 van de grote stadsbrand (1751) herstelde Sint-Willibrorduskerk, getekend in 1786 door Hendrik Verhees.

De nieuwe ‘Grote Kerk’ is in monumentaal neogotische stijl gebouwd van 1857 tot 1859. Architect was Hendrik Jacobus van Tulder. De kerk is gewijd aan Onze Lieve Vrouw Onbevlekt Ontvangen en verving de afgebroken Willibrorduskerk. Het rijke interieur is mede tot stand gekomen door giften van katholieke Osse industriëlen zoals Anton Jurgens. Zij werd door Mgr. Deppen, bisschop-coadjutor van Mgr. Zwijsen, op maandag 23 mei 1859 geconsacreerd en gewijd. 
De toewijding van deze kerk aan O.L. Vrouw Onbevlekte Ontvangenis betekende niet dat de vroegere patroon niet meer aansprak. In de Grote Kerk herinneren diverse objecten, het merendeel vervaardigd in de periode 1877-1887, aan Sint-Willibrord.

Het interieur is geïnspireerd op de gotische Sint-Janskathedraal in ‘s-Hertogenbosch en is rijk aan kleuren en beelden.


Het hoofdaltaar.


De mooie gebrandschilderde ramen, van de hand van dezelfde glazenier als van die van de Sint-Janskathedraal, geven de ruimte een kleurrijke sfeer.

In 1999 is de toren voorzien van een carillon.

De kerk is geklasseerd als Rijksmonument. 

Info 

Informatie over de orgelgeschiedenis van Oss: 
Wout van Kuilenburg, Boxmeer.
Over het koororgel: Piet Bron.
Fotografie, tenzij anders vermeld, Wijtse Rodenburg, BOF.

Laatste aanpassingen 18 januari 2022