Orgelmaker Frans Smits en François Loret

door: Frans Jespers
versie 2021 06 01

Frans Smits is op beslissende wijze beïnvloed door François Loret, maar veeleer door diens ideeën dan door diens instrumenten. Er zijn niet veel expliciete bewijzen voor deze beïnvloeding, maar des te meer indirecte aanwijzingen. Een kleine opsomming laat de omvang van deze invloed vermoeden.

St. Claas
Frans Smits (I, 1800-1876), orgelmaker in Reek in Noord-Brabant, noteerde zelden de naam van zijn concurrent François Loret (1808-1877), maar noemde om naar hem te verwijzen diens woonplaats: St. Claas of St. Nicolas (Sint-Niklaas in België).[1] Kort na 1840 schreef hij de dispositie op van zijn pas voltooide orgel in Beugen en merkte daarbij op: ‘Dit werk gemaakt te Beugen voor 2200, – om de werken van St. Claas te goedkoop gemaakt. Dit behoort 2400 of 2500 te zijn’.[2] Ook bij de dispositie van Druten staat dezelfde opmerking over een te lage prijs. Het orgel van Beugen is opgeleverd in juni 1840, dat van Druten in mei 1842. ‘Ik heb dit werk gemaakt voor f 3000,00, omdat ik in dien tijd enige vrees had voor de St.-Niklaas orgels’.[3] Later komt deze opmerking niet meer voor.
Smits was vooral beducht voor de lage prijzen die Loret kon rekenen. Toch wijst weinig erop dat er in deze jaren sprake was van een reële dreiging. Smits was bezig zich te bewijzen als regionale orgelmaker in het oosten van Noord-Brabant en in het Land van Maas en Waal. Loret woonde 150 kilometer verderop. Maar katholiek Nederland vormde voor hem een interessant terrein, omdat er veel vraag naar kleine en grote orgels was voor kerken en kloosters. In de directe omgeving van Smits waren andere orgelmakers werkzaam die rond 1840 meer concurrentie vormden, zoals Paulus en Leonard van Nistelrooij in Oss, de gebroeders Jan en Antoon Franssen in Horst, en Jan Vermeulen in Weert.
Loret viel echter op door een enigszins agressieve manier van reclame maken. In 1838 plaatste hij zijn eerste orgel in Nederland, waarvan hij meteen verslag liet doen in het katholieke gezinsblad De Godsdienstvriend.[4] Bij de beschrijving van dit nieuwe orgel, in Lamswaarde, werden de gemakkelijke bediening en de lage prijs nadrukkelijk genoemd. Daarna keerden in het tijdschrift de aankondigingen van nieuw geplaatste orgels geregeld terug. Begin 1840 landde het eerste Loret-orgel in het Noord-Limburgse Afferden, 30 kilometer van Reek vandaan. Later in hetzelfde jaar verscheen een ingezonden brief van Loret in het tijdschrift. Hierin zette hij uiteen dat hij een compleet nieuw type orgel kon leveren, met moderne zachte klanken, met alle pijpen op één lade, en voor lage prijzen. Vermoedelijk waren deze berichten de oorzaak van de schrik van Smits.
Het is mogelijk dat door de activiteiten van Loret de concurrentie voelbaar scherper werd voor Smits, omdat ook andere orgelmakers nu probeerden hun prijzen te drukken. Smits had nog het geluk dat hij welgesteld was en financiële speelruimte had.

De verhandeling
Was in eerste instantie de lage vraagprijs van Loret het meest verontrustend voor Smits, in tweede instantie ging hij vooral het aanbod van moderne orgels met nieuwe vindingen erin als de uitdaging zien waarvoor Loret hem stelde. In 1842 publiceerde Loret namelijk zijn Verhandeling over het orgel. Het ziet ernaar uit dat dit geschrift Frans Smits heeft aangezet tot een aantal vernieuwingen.
De brochure van Loret telt maar 32 bladzijden, maar de inhoud was voor Smits bij wijze van spreken explosief. De titel is veelzeggend: Verhandeling over het orgel. Nieuw stelsel door F. Loret-Vermeersch, gebreveteerd orgel-fabrikant te St. Nicolaes (Edom & De Cock, 1842).[5] Loret kondigt voor de orgelbouw een nieuw stelsel aan dat berust op erkende uitvindingen en wordt geproduceerd op industriële wijze. Hij legt uit dat hij na de nodige wetenschappelijke studie een aantal uitvindingen heeft gedaan op het gebied van orgelbouw die geleid hebben tot de toekenning van twee patenten of brevetten in België en tot veel waardering onder organisten en ‘muziek-professors’ (6). Uitgangspunt is, dat het orgel in de eredienst ‘niet dan zachte en melodieuse toonen’ mag laten klinken, en af en toe krachtige werken, met behulp van zoete harmonie, rustige melodie en statig metrum, om de gelovigen tot de juiste vroomheid te voeren.
Voor het orgel betekent dit, dat de vulstemmen ongeschikt zijn, omdat ze te scherpe geluiden opleveren en de harmonie verstoren. In plaats van vulstemmen moeten nieuwe zachte registers klinken zoals Dulciana, Figaro en Harmonica. Vervolgens verleent Loret aan de grondstemmen een volle klank, wat op oude orgels zelden het geval is. Deze volle toon is nodig, want ‘met een orgel moet men een geheel orchest vormen’ (10). Op de derde plaats zet Loret alle pijpen van de verschillende klavieren plus het pedaal op één grote windlade, wat tot een grote kostenbesparing leidt en niets afdoet aan de volle klank. Alle registers kunnen op het Groot Manuël getrokken worden en een gedeelte ervan op het Positief. Bovendien voorkomt dit ontstemming die licht optreedt bij pijpwerk dat op verschillende lades wordt aangesproken. Het derde klavier of Recitatief-orgel wordt vervangen door het Expressief-orgel, dat klein is en met behulp van een pedaal crescendo en decrescendo kan voortbrengen. Een eventueel vierde klavier of Echo-orgel is vervangen door het uiterst zachte register Figaro. De pedaalregisters worden ook onttrokken aan die van het Groot Manuël. Bij kleine orgels is een suboctaafkoppel naar het pedaal mogelijk.
Voor de balgen is er ook een nieuw systeem, met een ‘blaesbalk à reservoir’, die stabiele wind levert en gemakkelijk ‘met eenen draeyer’ te bedienen is (16). Verder kan desgewenst een vrijstaande speeltafel geleverd worden. Ook is het mogelijk om op het Expressief-orgel het crescendo en decrescendo te bereiken met behulp van de vingerdruk op de toetsen.
Door deze uitvindingen en vereenvoudigingen zijn er veel minder pijpen in een orgel nodig en kan de prijs flink verlaagd worden, tot minder dan de helft van wat een orgel vroeger kostte. Verder heeft Loret in zijn zaak altijd enkele nieuwe orgels op voorraad die ter plekke door een opdrachtgever uitgeprobeerd en gekocht kunnen worden. Binnen enkele dagen kan het orgel dan in de kerk opgesteld staan. Dan volgen tien modeldisposities van een orgel met 19 registers (waarvan 10 gedeeld) op drie klavieren en vrij pedaal tot een instrumentje met 3 stemmen, plus de bijbehorende prijzen. In de grotere disposities komen vrijwel alleen registers in octaafliggingen voor, ongeveer voor de helft in 8’-ligging, met daarbij een enkele quintfluit en een zeldzame 2’, maar wel met meerdere tongwerken. Loret beweert dat hij de beste materialen gebruikt.
Op elk orgel kan men bijzonder veel registercombinaties maken, met de nodige fantasie en een hoop geregistreer. Maar in dit nieuwe stelsel bedienen de registers zowel Groot Manuël als Positief. Alleen het Pedaal en het Expressief-orgel hebben een koppel. Vervolgens geeft Loret nog enkele voorstellen voor registraties.
De opvattingen en voorstellen van Loret kunnen romantisch genoemd worden, omdat hij godsdienst min of meer reduceert tot gevoel en het orgel voorstelt als een orkest. Ook de muziek die een organist in de eredienst mag spelen is uitsluitend zacht en melodieus.

De invloed van Loret op Smits
Vanaf 1843 treden er veranderingen op in de bouwstijl van Frans Smits. Hij gaat nieuwe registers invoeren, zoals de Dulcena (in Grave, 1843), doorslaande tongwerken (Den Bosch, 1845) en de zwelkast. In 1847 begint hij een reeks orgeltjes voor zusterskloosters in serie te bouwen, met een magazijnbalg en een gecombineerde windlade. Al deze veranderingen kunnen in verband gebracht worden met de ideeën en de brochure van Loret, maar een direct verband is er niet onomstotelijk.
Het lijkt er eerder op dat een aantal ideeën van Loret wel aansloeg bij Smits, maar dat de toepassing ervan op gang kwam door de publicatie van het boek van Julius Seidel, Het orgel en deszelfs zamenstel, in 1845.[6] Loret had namelijk wel zijn vernieuwingen aangeduid, maar niet de constructie van dat soort zaken uitgelegd. Seidel doet dit wel. Hij beschrijft enkele varianten van zwelkastconstructies, van doorslaande tongwerken, van de magazijnbalg enzovoort.
Verder stelde Frans Smits een lijst met modeldisposities en begrotingen op. Dit valt te dateren in het voorjaar van 1843. Het gaat om veertien disposities, te beginnen met een orgel met drie klavieren, vrij pedaal en 44 registers en dan langzaam aflopend naar ongeveer 15 stemmen. De laatste twee disposities heten ‘à la St. Nicolas’ en bevatten een Harmonica 8’ en een gecombineerde windlade. Hier is het verband met de brochure van Loret vrij duidelijk. Maar de disposities zijn geheel in de classicistische stijl van Smits en niet in die van Loret. Want Smits houdt vast aan de Mixtuur en disponeert geen groter aantal zachte registers. De concessies aan de stijl van Loret in de twee laatste disposities zijn alleen op het Positief te zien, namelijk de toevoeging van Salicionaal 8’, Piccolo 2’ en Harmonica 8’. Hieruit volgt, dat Smits niet zozeer de stijl van Loret wilde navolgen, maar vooral zijn eigen stijl wilde moderniseren.
Het boek van Seidel lijkt de aanzet gegeven te hebben tot de realisering van Harmonica (vanaf 1845), Piccolo (vanaf 1849) en Salicionaal (vanaf 1851). Deze registers bevielen Smits onmiddellijk, zodat hij ze later geregeld bleef toepassen. De zwelkast met horizontale smalle jaloezieën en twee standen komt vanaf 1845 voor op de orgels met drie klavieren. In Boxtel (en Grave) is de constructie dus vermoedelijk pas in 1845 toegevoegd. Maar Frans Smits vond dit blijkbaar geen geschikte speelhulp voor kleinere orgels.
In deze overgangsjaren ging Smits nog een ander idee van Loret uitwerken, namelijk de bouw van orgels in serie, voor ten minste vier zusterskloosters: Tilburg 1847, Schijndel 1848, Grave 1850 en Eindhoven 1851. Ze hadden dezelfde dispositie, met negen stemmen op twee klavieren (zonder koppel) en aangehangen pedaal, een gecombineerde windlade, een magazijnbalg (‘blaasbalg à recevoir’), en waarschijnlijk hetzelfde viervoets-front, met hoge buitentorens en een lage middentoren, waarbij de claviatuur aan de achterkant was gesitueerd. Er bleef een kas met lade bewaard, uit Schijndel, nu in de Protestantse Kerk van Nijmegen-Hees. Een vijfde kloosterorgel met een dergelijke lade is in 1864 geleverd aan de zusters van Sint-Oedenrode (nu te Deursen), maar hier is de dispositie al afgetopt. Smits had nog een extra windlade van dit type op voorraad, maar die bleef een eeuw lang ongebruikt. In 1980 kon Jan Boogaarts er zijn huisorgel van laten maken.
Merk op dat Smits de magazijnbalg ‘blaasbalg à recevoir’ noemt, een term die hij waarschijnlijk verkeerd overgenomen heeft van Loret, die immers de logische term ‘blaesbalk à reservoir’ gebruikt. Verder kan deze seriebouw als een vorm van industriële orgelbouw worden opgevat. Loret noemt zich op de titelpagina van zijn brochure ‘orgel-fabrikant’. De orgelmakerij in Reek is rond 1865 ook ‘orgelfabriek’ genoemd, bijvoorbeeld op het bidprentje van Jan van Brienen, die medewerker was op de orgelfabriek van Smits.[7] Er is bij Smits één geval bekend van een orgel dat op voorraad is gebouwd, waar Loret ook op pochte, namelijk het orgel dat nu in Mariahout staat. Het is in 1866 verkocht, maar vermoedelijk al in 1859 gebouwd. Ook de balgbediening met een zwengel is door Smits eenmaal toegepast, in 1858 in Overlangel.
Ook zonder harde bewijzen is de invloed van Loret op Smits aanwijsbaar en groot. Tegelijk is Smits aan zijn eigen bouwstijl en klankwereld blijven vasthouden. Smits nam enkele vaktermen van Loret over, zoals Groot Manuaal, Echo, blaasbalg à reservoir, en misschien registernamen zoals Dulcina (van Dulciana?). Maar bijvoorbeeld de Harmonica komt zowel in de brochure van Loret als in het boek van Seidel voor. Een tamelijk duidelijke navolging van Loret is de lijst met modeldisposities uit het voorjaar van 1843, het jaar na de publicatie van Lorets brochure. Dit kan nauwelijks toeval zijn, temeer omdat ook de volgorde van grote naar kleine orgels overeenkomt. Maar inhoudelijk verschillen beide lijsten hemelsbreed.

Laat werk van Loret in oostelijk Noord-Brabant en de invloed ervan
Loret slaagde er eigenlijk pas vanaf 1856 in om verschillende orgels in het oosten van Noord-Brabant af te zetten, terwijl dit in het westen van de provincie al vanaf 1848 lukte.[8] De reden voor het feit dat hij na 1840 in het oosten niet doorbrak is niet eenduidig, maar blijkbaar was het regionale aanbod aantrekkelijk en goedkoop genoeg om tegen Lorets prijzen op te kunnen. Hierbij kunnen we behalve aan de relatief dure Smits denken aan de eerder genoemde Van Nistelrooijs in Oss, de gebroeders Franssen in Horst en Jan Vermeulen in Weert. Pas vanaf 1863 lukte het Loret om hier geregeld orgels te verkopen, tot 1870 zelfs bijna jaarlijks een.
Hierbij moet opgemerkt worden dat Loret omstreeks 1850 zijn werkwijze ingrijpend veranderde. Hij stopte met het systeem van combinatieladen, omdat ze ondeugdelijk bleken, en ging weer traditionele gescheiden laden voor verschillende werken maken. Ook de expressiemechaniek verdween en Loret ontpopte zich als een tegenstander van de zwelkast. Maar experimenten met nieuwe, zachte registers gingen door.
In deze periode na 1858 zijn er enkele veranderingen in de vroegromantische bouwstijl van de Smitsen die geïnspireerd kunnen zijn door de bovengenoemde late orgels van Loret. Zo plaatste Smits in 1866 in het orgel voor het grootseminarie te Haaren een Fugara 16’ discant op het Manuaal, naast de Bourdon 16’. Deze zou afgekeken kunnen zijn van Loret. In elk geval had adviseur Arnold Kluijtmans hierbij enige invloed, en deze priester was een bewonderaar van Loret.
Na 1870 voerde Frans Smits II (1834-1918) enkele vernieuwingen door. Zijn zoon Henri (1871-1944) schreef later, dat dit gebeurde onder druk van de concurrentie van Loret en de gebroeders Franssen, die toen nieuwe registers en mooie klanken konden aanbieden. Frans Smits zette het Positief in een zwelkast en bracht er een strijkerskoor 8’-4’-2’ aan. Toch is dit in orgels van Loret uit dezelfde jaren niet duidelijk te zien. Loret wachtte bijvoorbeeld lang met het plaatsen van de zwelkast (offerte voor Waalwijk 1875). Nog lastiger is het om invloed van de intonatie van Loret vast te stellen. Het lijkt erop dat Frans Smits II lang vasthield aan de erg klassieke intonatiepraktijk van zijn vader, zonder veel kernprikken, terwijl Loret meer kernsteken aanbracht. Wel is Smits II expressions gaan toepassen, maar waar hij deze praktijk van heeft overgenomen is onduidelijk. Loret is pas vanaf 1870 (Lith) expressions gaan toepassen.

Conclusie
Frans Smits I is rond 1840 door het oprukken van François Loret sterk gestimuleerd om zijn eigen bouwstijl te moderniseren. Vermoedelijk maakte Smits zich erg ongerust over de mogelijke zware concurrentie van Loret met zijn lage prijzen op grond van de propaganda van de Belgische orgelmaker, niet van de kwaliteit van de instrumenten. Want het zou tot ongeveer 1860 duren voordat deze enige afzet in het werkgebied van Smits verwierf. De brochure van Loret uit 1842 vormde vermoedelijk de aanzet tot een revisie van de bouwstijl van Smits. Deze zette zijn eigen classicistische stijl voort en nam slechts sporadisch enkele registers van Loret over. Maar een aantal andere ideeën van Loret voor het moderne orgel ging Smits wel toepassen, zoals de gecombineerde windlade, de magazijnbalg en de zwelkast. Deze praktische toepassingen kwamen pas tot stand na de publicatie van het handboek van Seidel in 1845. Speciaal de doorslaande tongwerken (zowel door Loret als Seidel genoemd) vielen bij Smits in de smaak. Kort gezegd vormde de brochure van Loret met zijn romantische ideeën voor Smits de uitdaging om zijn eigen versie van het romantische orgel te ontwikkelen. In de loop van de tien jaren vanaf het verschijnen van de brochure voerde Smits telkens vernieuwingen door, waarna ook zijn romantische orgel compleet was.

Copyright @ Frans Jespers

Indien een lezer opmerkingen of vragen heeft over de tekst, of aanvullingen of verbeteringen, dan kan hij of zij die naar mij opsturen via e-mail: jespe041@planet.nl.


[1] Wim van der Ros (red.), De orgelmakers Loret en hun orgels in Nederland, Veldhoven, 2011.

[2] Jan Boogaarts, De orgelmakers Smits te Reek (bij Grave), Zutphen, 2017, 389. Digitaal toegankelijk via de Bibliotheek van de Radboud Universiteit Nijmegen: https://repository.ubn.ru.nl/bitstream/handle/2066/170240/170240.pdf?sequence=1

[3] Ibidem, 154.

[4] Frans Jespers, ‘Orgelberichten uit “De Godsdienstvriend”’, in de Mixtuur nr. 45 (1984), 587-596.

[5] Herdruk in Wim van der Ros (red.), a.w., 179-194.

[6] Vertaald door S. Meijer, Groningen, 1845.

[7] Boogaarts, a.w., 46.

[8] Zie de werklijst in Wim van der Ros (red), a.w., 19 e.v.

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Uncategorized