Berkel-Enschot – Sint-Caeciliakerk

Franssen-orgels Vermeulen-orgel Klop-orgel Organist Concerten Kerk Info

Kerkstraat 2, 
5056 AC Berkel-Enschot
Bekijk locatie op google/maps


De orgelgeschiedenis

De Nederlandse bisschoppen besloten in 1866 dat kerkelijke orkesten voortaan verboden waren. Hoewel er geen aanwijzingen zijn dat in Enschot vóór dat jaar instrumentalisten in de Mis speelden werd heel snel na dat besluit door het kerkbestuur toestemming gevraagd om een orgel aan te schaffen. Al op 3 mei 1869 werd het nieuwe instrument in gebruik genomen. 

Het Franssen-orgel (1869)

De Gebroeders Franssen leverden voor fl 1025,- een (waarschijnlijk) mechanisch orgel met deze dispositie:

Hoofdwerk C-f”’ Pedaal C-c’
Principal 8′
Bourdon 8′
Salicionaal 8′
Prestant 4′
Flute 4′
Octave 2′
Trompette 8′ B/D
Aangehangen






Na de bouw van de nieuwe kerk in 1898-1904, werd vlak voor de sloop van de schuurkerk het orgel door orgelbouwer Smits in 1904 overgeplaatst naar de nieuwe kerk. Dit werd betaals uit twee legaten van de kerkmeesters Van Laarhoven en Pulskens.
In 1923 werd het orgel vernieuwd de firma Franssen uit Roermond.

Het Franssen-orgel (1924)

De Gebroeders Franssen leverden voor fl 5875,- een tweeklaviers orgel met pneumatische kegellladen met deze dispositie:

Hoofdwerk C-g”’ Positief
Bourdon 16′
Prestant 8′
Flute Harmonique 8′
Viola d’amour 8′
Prestant 4′
Mixtuur II-III st
Trompet 8′



Zacht gedekt 8′
Aeoline 8′ 
Voix Céleste 8′
Flute dolce 4′
__________________
Pedaal C-g’
Subbas 16′
= transmissie van
Bourdon 16′
van het Hoofdwerk

Het stond opgesteld op het oxaal achter in de toren. 
In 1948 is het door Vermeulen uit Weert gerepareerd omdat in de oorlogsjaren het orgel geleden had onder tocht en lekkende ramen. Adviseur bij de werkzaamheden was Hub. Houët.
Als na de strenge winter van 1962-63 nog maar drie registers bruikbaar zijn, wordt geconstateerd dat de laden gescheurd zijn en de pedaallade door houtworm is aangetast. Een rigoureus voorstel van Vermeulen tot restauratie wordt niet gerealiseerd. Alleen een beperkte reparatie wordt toegestaan. Bij Verschueren uit Heythuysen wordt onder toezicht van adviseur J. Vinkenburg een alternatief reparatieplan gemaakt dat in 1965 wordt uitgevoerd. Er worden 840 membramen vervangen, het orgel wordt schoongemaakt en opnieuw geintoneerd voor bijna fl. 4000,- totaal. Als in 1968 zich weer problemen voordoen wordt een herstelplan van Verschueren niet uitgevoerd omdat men de hele kerkindeling wil veranderen en een orgel bij het koor op het altaar de voorkeur heeft. Een van Verschueren gehuurd unit-orgeltje, type Mignon, doet tijdelijk dienst, ook als tijdens de verbouwingen de diensten tijdelijk in het gemeenschapshuis worden gehouden. In 1969 wordt het Franssen-orgel afgebroken en brengt nog fl. 920,- op…

Het Vermeulen-orgel (1958)

In 1969 wist pastoor C.van Acht voor fl 7500,- het eenklaviers mechanische Vermeulen-orgel aan te schaffen dat in de Petrus en Paulusparochie van Tilburg overbodig werd door aanschaf van het nieuwe orgel aldaar. De lade en een deel van het pijpwerk waren van Franssen. Deze lade was van gelijke uitvoering als die van het eerste Enschotse Franssen-orgel van 1869 (‘de Mixtuur’ no.73, maart 1993, in het artikel van Theo Winter: Een prijscourant uit 1870, pag.669-672.)
Het had deze dispositie:

Hoofdwerk C-g”’ Pedaal C-d’
Prestant 8′
Salicionaal 8′
Holpijp 8′ 
Prestant 4′
Fluit 4′
Octaaf 2′
Mixtuur II-III sterk
Subbas 16′
(op pneumatische kegellade) 

pedaalkoppeling 



Verschueren verzorgde de demontage, revisie in Heythuysen, waarbij het een nieuw dak en achterwand kreeg, bruin werd gebeitst, en daarna in 1970 in de heringedeelde Caeciliakerk in de absis werd geplaatst voor in totaal fl. 3360,-. Na verloop van tijd kwamen ook bij dit orgel steeds meer mankementen naar voren vanwege de opbouw. Het bleek met veel tweedehands materaal te zijn samengesteld, zoals de lade en wat pijpwerk van Franssen en het pedaalklavier was van Loret overgenomen. Dit orgel deed nog tot december 1992 dienst.

Het Klop-orgel (1993)

De Tilburgse organist Ben Mensing, woonachtig in Berkel-Enschot, kreeg van het kerkbestuur in 1986 de vraag wat te doen met het Vermeulen-orgel. Hij oordeelde dat het was slecht bespeelbaar was, veel mechanische storingen vertoonde, te rauw van klank was en door de lage opstelling achter het koor ook te hard. Een orgelcommissie, waarin ook de kerkorganist René Barten zitting had, kwam tot de conclusie dat een nieuw orgel nodig was met een veel kleinere omvang voor in de absis zodat er meer plaats voor het koor zou overblijven. Ook met een hogere opstelling en twee klavieren om beter de koren te kunnen begeleiden bij alternerende koor- en volkszang. Offertes bij diverse orgelbouwers bleken echter financieel onhaalbaar, zelfs als gebruik werd gemaakt van delen van het oude orgel.
In 1989 werd er opnieuw naar gekeken en toen op voorstel van Ben Mensing een offerte gevraagd werd bij Gerrit C.Klop, orgel- en clavecimbelbouwer uit Garderen, die alleen huisorgels met houten pijpen bouwde tegen gunstige prijzen. Toen deze van de plannen hoorde deed hij een zeer gunstig aanbod voor een nieuw orgel voor de akoustisch gunstige kerkruimte op basis van alleen houten pijpen. Na enige aarzeling ging het kerkbestuur in op dit voorstel van de orgelcommissie. Op 24 september 1991 kreeg Klop de opdracht.
In de periode die volgde werd in nauw overleg met de orgelbouwer, adviseur Jos Laus en organist/adviseur Ben Mensing de technische uitvoeriong, de klankopbouw en de vormgeving uitgewerkt. Bij dit laatste aspect was de inbreng van architect dr. ing. P. Dijkema betrokken die een basisschets maakte vanuit de gegevens van de orgelbouwer. Het resultaat was een neogotische, slanke kas die perfect past bij het interieur van de kerk. 

Het orgel, gebouwd door Gerrit C. Klop, is in gebruik genomen op Tweede Paasdag, 12 april 1993, met een concert door Willem Tanke. Het instrument is geheel gebouwd met houten pijpen. Het heeft 15 stemmen en drie transmissies. Adviseur bij de bouw was Ben Mensing. Het front is ontworpen door ir. P. Dijkema.

De opbouw van het Klop-orgel 

De klankopbouw
Binnen de niet te grote dispositie toch een grote klankopbouw met veel klankkleuren met een zuidelijk karakter. Historisch te plaatsen in de tweede kwart van de 19e eeuw, net als de registerbenamingen. Het is vooral dienstbaar aan het repertoire van de koren en daarnaast geschikt voor muzikale omlijsting van de diensten. 

Het Hoofdwerk-pijpwerk
Op aparte C- en Cis-lade, aflopend naar het midden.
Van C tot f’ dubbele cancellen i.v.m. transmissies naar het pedaal.
De registers in opstelling van het front naar achteren:
Prestant 8′
Cis, D, E tot e’ in het front op vervoerstok, C en Dis binnen afgevoerd, vanaf f’ op de lade. Vrij forse intonatie.
Trompet 8′
Houten bekers en koppen in stevelblok, messing tongen en messing scheepjeskelen vanaf c”, groot octaaf ebbenhouten kelen.
Bourdon 16′
C – Dis afgevoerd tegen de achterwand, E – F tegen de zijwand en Fis – A achter het front, verder op de lade.
Mixtuur
Op dubbele sleep voor goede windverdeling.
Samenstelling:
C…………………..1 1/3, 1, 2/3
c………………..2, 1 1/3, 1, 2/3
c’……….2 2/3, 2, 1 1/3, 1, 2/3
f”…… 4, 2 2/3, 2, 1 1/3, 1, 2/3

Octaaf 2′
Als Prestant 8′.
Octaaf 4′
Als Prestant 8′, iets terughoudender geintoneerd i.v.m. het ontbreken van Fluit 4′ op het Hoofdwerk..
Holpijp 8′
Geheel gedekt.

Het Bovenwerk-pijpwerk
Op lade, ten dele geplaatst boven het kleine pijpwerk van de Hoofdwerk-lade.
De registers in opstelling vanaf de achterwand:
Vox humana 8′
Gereserveerd, mechaniek aanwezig, geen pijpen.
Fluit does 8′
Enge gedekt met quintadeenmensuur, relatief hoge opsnede. Vanaf a” als Roerfluit met doorboorde stoppen.
Viola da gamba 8′
C – fis” gecombineerd met Fluit does: engen prestantmensuur, zachte intonatie, bescheiden strijkend.
Fluit 2′
Open fluit met Gemshoorn karakter.
Flageolet 1′
Vanaf c”’ repetitie in 2 voet. 
Geheel open; in de bas enge mensuur, naar discant wijder wordend. 
Roerfluit 4′
Tot g0 gedekt, tot fis” roerfluit, verder open.
Nasard 3′
Grootoctaaf gedekt, tot b” roerfluit, verder open.
Terts 1 3/5′
Geheel open en doorlopend, enge fluitmensuur.

Het Pedaal

Subbas 16′
Prestant 8′
Trompet 8′
De drie stemmen zijn transmissies uit het hoofdwerk, via eigen ventielboringen zonder terugslagklepjes.

De koppels
Hoofdwerk – Bovenwerk,
Pedaal – Hoofdwerk, 
Pedaal – Bovenwerk.
De knop van de manuaalkoppel is op het rechter bakstuk van het ondermanuaal aangebracht. 

Het houtwerk
De orgelkas is geheel van blank gelakt Frans eiken. De frontpijpen van spruce, een Canadese dennensoort, dat ook voor gitaarbouw wordt gebruikt. Het grotere pijpwerk tot a” is van red cedar, de kleinere pijpen van gestoomd perehout. 
De laden en ventielen zijn ook van red cedar, de pijpstokken en roosters van magnolia, de slepen van ahorn (= esdoorn) met afdichtingen van kernlaken. 
De registerknoppen zijn van ebbenhout.
De klavieren hebben ahorn boventoetsen, terwijl de ondertoetsen belegt zijn met ebbenhout. 
Er zijn eenvoudige rechthoekige eikenhouten bakstukken en klavierlijsten. 
Het pedaalklavier is van eikenhout. 

De windladen
De ladeconstructie is hier goed zichtbaar. Op de voorgrond de C-lade, erachter de gespiegeld uitgevoerde Cis-lade. Ze liggen hier ondersteboven op schragen.


We kijken hier op de voor de lange ventielen benodigde doorlopende ventielkast. De ventielen sluiten namelijk naast de cancelopeningen ook de aparte serie openingen voor de drie transmissies af.
In het midden de aansluitopening voor het windkanaal, meer naar voren de pulpetenlat, de voorslagen van de ventielkast met de vergrendeling en – hier vooraan iets donkerder van houttint – de naar voren uitgebouwde frontstok voor de Prestant 8′. 


Op deze afbeelding, waarbij de C-lade gekanteld is zodat we op de bovenzijde kijken, is de indeling van de lade te zien. Van boven naar beneden de sleepbanen van de Prestant 8′ en Trompet 8′ van Hoofdwerk en Pedaal, dan de Bourdon 16’/Subbas 16′, daaronder twee banen voor de Mixtuur, en daaronder respectievelijk Octaaf 2′, Octaaf 4′ en helemaal onderaan (in het orgel achteraan) de Holpijp 8′.

Het Bovenwerk in de proefopstelling. Opmerkelijk is de zeer compacte opstelling met de verschillende pijpvoethoogten.
Van voor naar achteren zien we:
Terts, geheel open, de Nasard, Roerfluit, Fluit, Viola da gamba en Fluit does.
De zeer kleine pijpen van de Flageolet 1′ zijn hier niet zichtbaar. 

Rechts is te zien dat de onderkas van het orgel op zijn plaats in de kerk wordt opgebouwd.
Onderin het wellenbord van het Pedaal. Later worden hier de abstracten op aangesloten die via beide zijkanten van de kas omhoog naar de wellenborden van de hoofdwindladen zullen lopen. 

Op de linker foto is de opstelling van de windladen in het orgel te zien; het Bovenwerk met de pijproosters op verschillende hoogten t.b.v. de pijpvoeten, met helemaal rechts de afgedekte stok voor de gereserveerde Vox Humana. Verder de zwarte registerwalsen met hefbomen naar de slepen. 
Op de voorgrond de Cis-lade met daarachter de stembank die tussen de C- en Cis-lade geplaatst is. Van daaruit kan vrijwel het hele orgel gestemd worden na het wegnemen van de vijf frontpijpen van de middentoren.
Op de Cis-lade zijn de pijproosters zichtbaar. Links het stevelblok met de koppen van de Trompet. Ook zijn de geelkoperen conducten (de omleggingen) zichtbaar van de grootste pijpen van het 16 voets register.

Rechts is dezelfde situatie te zien waarbij nu de pijpen op het achterste deel van de lade geplaatst zijn. Achteraan de Holpijp, ervoor de Octaven 4 en 2 voet en dan de Mixtuur. De Bourdon 16′, de bekers van de Trompet en de Prestant 8′ pijpen staan er nog niet.

Het klavier met weggenomen muzieklessenaar waarachter nu de abstracten te zien zijn die de toetsen verbinden met de ventielen van de windladen.
Links en rechts de registerknoppen, sommigen zijn uitgetrokken (waarmee het register actief wordt). 


Doorsnedetekening van de klaviermechanieken, maten in mm, de overbrengverhoudingen tussen haakjes.

Dispositie

Hoofdwerk C-f”’ Bovenwerk
Bourdon 16′
Prestant 8′
Holpijp 8′
Octaaf 4′
Octaaf 2′
Mixtuur III-IV st
Trompet 8′

Fluit Does 8′
Viola di Gamba 8′
Roerfluit 4′
Nasard 3′
Fluit 2′
Terts 1 3/5′
Flageolet 1′ – vanaf c” 2′
Vox Humana 8′ – gereserveerd.

Pedaal C-f’
Subbas 16′ – transmissie,
Prestant 8′ – transmissie, 
Trompet 8′ – transmissie.

Koppelingen:
Hoofdwerk – Bovenwerk,
Pedaal – Hoofdwerk, 
Pedaal – Bovenwerk.

Tractuur mechanische sleepladen 
Toonhoogte a’ 440 Hz bij 18 graden C.
Temperatuur Valotti, nagenoeg gelijkzwevend.
Winddruk 65 mm via twee veerbelaste in serie werkende keilbalgen gelegen in dfe onderkas.

Vulstem samenstelling Mixtuur III-IV sterk:
C: 1 1/3′ – 1′ – 2/3′. 
c: 2′ – 1 1/3′ – 1′ – 2/3′. 
c’: 2 2/3′ – 2′ – 1 1/3′ – 1′. 
f”: 4′ – 2 2/3′ – 2′ – 1 1/3′. 

Concerten

In deze kerk worden niet regelmatig concerten gegeven.

Organist Ben Mensing

Op zondag 28 september 2014 werd een concert gegeven in het teken van het 50-jarig jubileum kerkorganist Ben Mensing uit Berkel-Enschot.
Het programma van dit concert had de titel “Het orgel breed belicht”.
Dit geeft aan, dat de functie van het orgel zich niet alleen hoeft te beperken tot zijn kerkelijke functie zoals vaak wordt gedacht, maar daarnaast ook concertante mogelijkheden biedt, tot aan amusementsmuziek toe, zelfs het niet al te omvangrijke instrument in de Enschotse Caeciliakerk, dat in tegenstelling tot andere orgels uitsluitend houten pijpen heeft. Het orgel werd in 1993 nieuw gebouwd door orgel- en clavecimbelbouwer Gerrit Klop uit Garderen op de Veluwe.
De solisten Ad van Sleuwen (orgel) en Fien van Dingenen (blokfluit) voerden werken uit van: Joh.Seb. Bach, Joh.Chr.H. Rinck, Joseph Rheinberger, Claude Balbastre, Leopold Mozart, Wolfgang Mozart, Albert W. Ketèlbey, Ben Mensing en als afsluiting een Medley van een aantal songs van The Beatles.

De kerk

In Enschot wordt al gedurende meer dan 830 jaar gekerkt. De pastorale zorg was tot 1826 in handen van de Norbertijnen van de abdij van Tongerlo. In de veertiende eeuw lag de parochiekerk aan het huidige Torenpad. De toenmalige Sint-Michielskerk is tot 1648 in handen geweest van katholieken. De nu nog aanwezige Oude Toren maakte deel uit van die kerk, die in 1648 in handen kwam van de hervormden. Het onderhoud werd later verwaarloosd, zodat men in 1839 de ruïne van het schip van de kerk moest slopen. Hetzelfde dreigde te gebeuren met de toren in 1884. Pastoor Smets wist dit te verhinderen. Daarmee werden ook de twee oude klokken gered. Deze Mariaklok en Caeciliaklok hangen sinds 1900 in de kerktoren van de huidige Caeciliakerk. Ze zijn beide in 1445 gegoten door ‘Magister Johs van Asten’. 
In 1677 bouwden de gelovigen in Enschot een kleine schuurkerk op de plek die nu het kerkplein voor de pastorie is. 
Als patrones van zang en muziek was Caecilia geliefd bij het in 1684 opgerichte koor en waarschijnlijk heeft men daarom Caecilia gekozen als patrones van de kerk.

Caecilia in het glas-in-lood-raam in de sacristie. En als houten beeld in de kerk.

Op het huidige kerkplein werd in 1765 een nieuwe, grotere schuurkerk gebouwd. De plaats ervan is aangeduid met andersgekleurde stenen. In 1896 kwamen er plannen voor een nieuwe, stenen kerk in neogotische stijl. Pastoor Corsten gaf, na toestemming van het bisdom, opdracht aan de architect C.Franssen uit Roermand om een ontwerp te maken. Op 6 april 1898 werd de eerste steen gelegd en op 7 mei 1899 werd de kerk ingezegend. Het duurde echter nog een lange tijd voordat de kerk in gebruik werd genomen.

In het interieur van de Caeciliakerk zijn nog enkele kopieën van beelden te vinden die in de schuurkerk van Enschot stonden. 
Antwerpen, ong. 1750. 


Het glas-in-lood raam van de Mariakapel, met de afbeeldingen:
links: Pieta, Christus’ geboorte in de stal van Betlehem, Maria boodschap (Annunciatie),
rechts: Maria tronend in de hemel met Jezus-kind, Bruiloft te Kana, Maria ontmoet Anna.
In de teksten tussen de afbeeldingen staat het gebed ‘Wees gegroet Maria’.



Een van de schilderijen van de kruiswegstatie, de afname van het kruis. 

Sint Jobs verering in Enschot

De oudste historische bron die bewijst dat Job hier vereerd werd, stamt uit het midden van de negentiende eeuw. In 1860 werd genoteerd dat de opbrengst van de offers aan Sint Job ƒ 50,91 bedroeg. Vanaf dat moment vinden we in de archieven meer over de Jobverering te Enschot. In de loop van de negentiende eeuw nam de aandacht voor de Jobverering toe. 
Op Sint Jobszondag 12 mei 1996 vond er buiten de kerk een bijzondere gebeurtenis plaats. Pastoor Hein Tops en burgemeester Jan Meijs plantten toen tegen het einde van middag in het plantsoen van de pastorie bij de Enschotsebaan een Jobboom (een watercypres, metasequoia glyptostroboïdes). Volgens de Bomenstichting is dit de enige herdenkingsboom in Nederland ter ere van Job. 
Binnen in de Sint Caeciliakerk bevinden zich nog enkele kunstvoorwerpen die de Heilige Job en zijn leven in beeld brengen. 

Het beeld van Job. 

Een houten gepolychromeerd beeld van 93 centimeter hoog werd in 1870 door pastoor Joannes Smets voor veertig gulden is aangekocht. De maker is nog onbekend, maar het is aannemelijk dat J. Matthijs Kluytmans uit Eindhoven het beeld gesneden heeft. In 1977 heeft Rudolph Hofmann van het Atelier Spiegel uit Würzburg het beeld nog grondig gerestaureerd en beschilderd in de oorspronkelijke kleuren.
Job wordt verbeeld als een staande, al wat kalende man met een baard die de toeschouwer de zweren op zijn armen, schouder en onderbenen toont. In zijn linkerhand heeft hij een potscherf. Volgens het bijbelverhaal had hij immers niets anders meer om zich mee te krabben en was hij dus echt “zo arm als Job”. Job is gekleed in een wijde rode mantel met een groene binnenvoering waarbij zijn bovenlijf half ontbloot blijft.  
Het beeld van Job stond Job in de jaren dertig op het rechterzijaltaar, waar achter het oude Jobschilderij was opgehangen. Lange tijd was ook de kapel rechts van de ingang de plaats waar het beeld van Job stond met aan de wand het Job-schilderij. Begin 1998 werd deze ruimte ingericht als een overdag toegankelijke Mariakapel. Job verhuisde toen naar de voormalige Mariakapel, bij binnenkomst in de kerk links van de ingang. 

Job in glas-in-lood.



In de vensters van de huidige Jobkapel bevindt zich sinds 1998 een door de Stichting Sint Caecilia geschonken gebrandschilderd venster met afbeeldingen die betrekking hebben op thema’s uit het boek Job. Dit glas-in-lood-raam is ontworpen en gebrand door Jan Verhallen. Voor het vakkundig inloden en plaatsen zorgden J. van Alphen en K. Robben. Het kleurrijke spitse raam bestaat uit zeven delen. Bovenin staat in een driehoek in het Hebreeuws de naam van God (Jaweh) geschreven. Linksboven zien we satan met de tekst “Tref hem, wedden dat hij u vervloekt” en rechts daarvan de vrouw van Job met op de achtergrond een brandend huis. De twee middelste ramen tonen ons de drie vrienden van Job met de tekst “Job heeft niet op God gescholden, dat niet”. Op de onderste twee raamdelen zit Job op de mestvaalt met naast hem een potscherf en linksonder  “Ik weet dat mijn verlosser leeft”.

Job schilderij.


‘Job op de mestvaalt’. Schilderij (190 bij 152 cm.
17de eeuws, gerestaureerd in 1994.


Job is afgebeeld gezeten op de mestvaalt en omringd door zijn vrouw en vrienden. Job, die zijn rechterhand ten hemel heft, is gekleed in een lendendoek en zijn lichaam is bedekt met zweren. Achter de donkere wolkenmassa’s die boven het groepje mensen hangen, straalt een helder licht. De beproefde Job, ook weleens gezien als een voorafspiegeling van de lijdende Christus of als beeld van de lijdende mens, staat bloot aan de verlokkingen van het zinnelijk leven zoals verbeeld in de aanwezigheid van zijn spottende vrouw die hem bovendien verweet, dat hij ook nu God niet vervloekte. 
Wanneer en hoe het schilderij, dat thans links voor in de kerk hangt, in de Enschotse kerk terecht gekomen is, is niet bekend. Misschien is het er gekomen in 1842 voor een van de zijaltaren die H. Meijers, schrijnwerker te Oirschot, toen in de kerk geplaatst heeft.
In 1931 werd het gerestaureerd door de Tilburgse kunsthandelaar Hub. van Hoof en vervolgens opgehangen voor het rechter zijaltaar. 
In 1970 werd het opnieuw was/hars verdoekt door Arnold van der Laar te ‘s-Hertogenbosch. 
In 1994 werd het schilderij wederom schoongemaakt, opnieuw bespannen en gevernist. Dat geschiedde door Giet van Kempen uit Berkel-Enschot. 
Omdat het schilderij niet gedateerd is, is over de ouderdom en herkomst veel gespeculeerd. Naar aanleiding van nadere beschouwingen in het kader van de recente restauratie wordt er thans vanuit gegaan dat het waarschijnlijk tussen 1650 en 1700 is geschilderd door een onbekende meester uit de Zuidelijke Nederlanden of uit noordelijk Brabant. Qua compositie en kleurgebruik past het binnen de traditie van de Vlaams-Brabantse barok uit de tweede helft van de zeventiende eeuw. Maar het zou ook in de achttiende of zelfs in het begin van de negentiende eeuw gedateerd kunnen worden.

Info 

Gegevens: Ben Mensing, adviseur bij de bouw van het Klop-orgel, 2013

Foto’s Wim van der Ros, Wijtse Rodenburg, Ben Mensing

 Deze organisatie is vertegenwoordigd bij of lid van de Brabantse Orgelfederatie.

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Orgellocaties