Handel – Onze Lieve Vrouw ten Hemelopnemingkerk

Orgel Concerten Kerk Orgelkring

O.L. Vrouwestraat 57
5423 SJ Handel 
Locatie op google/maps

Het Van Dijck-orgel (vóór 1695)

De oudste gegevens rond het orgel
Aan het eind van de 17de eeuw was er in de ‘enclave’ Gemert een opleving van het geestelijk leven, met name na de herkregen soevereiniteit in 1662. In de beslotenheid ontwikkelde zich hier ook ongetwijfeld een zekere muziek- enorgelbouwcultuur. Jan van Dijck kan als nestor worden gezien van deze orgelbouwcultuur.
Een juiste datering van het oorspronkelijke orgel van Handel is niet te geven. Uit bronnen blijkt dat de Kapel in Handel een orgel kreeg van de hand van Jan van Dijck, orgelbouwer te Gemert. Hij was een autodidact. Jan van Dijck had in 1677 als schrijnwerker ook een altaar in Handel vervaardigd, hetgeen bleek uit een ondertekend document “Me fecit Joannes van Dijck, Henricus van Gemert – Schrijnwerkers”. Dit briefje werd in 1954 in één van de kolommen van het altaar aangetroffen. Jan van Dijck zou het schrijnwerkersvak hebben geleerd van een zekere Lambertus, afkomstig uit de omgeving van Luik, die rond 1670 het hoofdaltaar in Gemert bouwde. 

Het orgel van Handel moet gedateerd worden voor 1695, daar Jan van Dijck op 21 maart 1695 in Gemert werd begraven. Het orgel van Handel zou geschonken zijn door de Gemertse commandeur Bertram Wessel van Loë. Gelet op de toen nog beperkte omvang van de kapel bouwde Van Dijck een bescheiden éénklaviers viervoets orgel. Het zou een omvang hebben gehad van 48 tonen (C – D-c’’’). In september 1709 werd o.a. een deel van het nieuwe koor door brand verwoest. Waarschijnlijk heeft daarna Matthijs Verhofstadt (mogelijk een leerling van Van Dijck) reparaties aan het orgel moeten verrichten. Een drietal van de huidige registers zou nog van Van Dijck moeten zijn. De pijpinscripties op en de makelij (gehamerd lood) van deze pijpen wijken af van die van Verhofstadt.

Ingrijpende wijzigingen door Van Nistelrooy en Ostertag
In de 19de eeuw was het orgel in Handel in onderhoud bij o.a. de orgelmakers Smits te Reek (1833, ten tijde van de bouw van het orgel te Gemert) en Johann Winkels uit Venray (1854 en 1856). In 1868 werd het orgel vergroot door L.A. van Nistelrooy uit Oss. Hij bouwde het orgel om tot een 8-voets instrumenten brengt een nieuw klavier en pedaal, een nieuwe windlade (54 tonen), alsmede nieuw mechaniek en regeerwerk aan. Naast drie nieuwe registers voegde hij vanwege de uitbreiding van de manuaalomvang het ontbrekende pijpwerk aan van de andere registers. Bij de verbouwing van de kast gebruikte Van Nistelrooy veel delen van de oude kast van Van Dijck. 
De oudst opgetekende dispositie met acht registers is van de hand van Augustin Ostertag, orgelmaker te ‘s-Hertogenbosch, die in 1886 een Aeoline 8 vt plaatst. Hierbij wordt een ander register verwijderd. 
Reeds twee jaar later volgt er een offerte van Ostertag voor uitbreiding tot een tweeklaviers instrument met onderpositief, welk werk hij in 1890 voltooit. Hierbij wordt de speeltafel van de achterzijde naar de zijkant verplaatst, waarbij mechanieken en windvoorziening worden vervangen. Een kleine nieuwe pedaallade voor de Subbas 16 voet wordt achter het orgel geplaatst.

Ingrijpende verbouwing in 1953
In 1953 doet orgelbouwer Verschueren uit Heythuysen een voorstel tot verandering. Hij stelt onder meer voor de lade van het Onderpositief als Rugpositief in de balustrade onder te brengen en de orgelkast met laden van Pedaal en Manuaal 1 naar achter te plaatsen, de klavieren in het midden van het orgel te plaatsen en alle mechanieken voor registers en ventielen te vernieuwen. Het front van het rugwerk zou aan het oude front worden aangepast.

De rugwerkkas wordt echter niet aangepast aan die van het hoofdorgel, en krijgt daardoor een smakeloos front. 


Foto Wim van der Ros

Restauratie door Pels & Van Leeuwen
Reeds in 1966 was het orgel feitelijk niet meer bespeelbaar. In verband met de plannen tot een algehele restauratie werd in 1989 de orgelbouwer Pels & Van Leeuwen te ‘s-Hertogenbosch verzocht het orgel te demonteren en op te slaan.
Nader onderzoek door Hans van der Harst en Rogér van Dijk gaf duidelijkheid rond de nog aanwezige delen van het orgel. Voor wat betreft de kas is deze te kenmerken als 19de eeuws, waarbij de vleugelstukken veel ouder zijn. Gelet op hun beperkte grootte voor dit instrument lijken zij afkomstig van het oorspronkelijke 4-voets instrument. De klaviatuur duidt op de school van Gradussen, bij wie Ostertag gewerkt heeft, en dateert uit 1889. De hoofdwerklade (twee ladehelften in één raam) is van Van Nistelrooy. Voor wat betreft het pijpwerk kon geconstateerd worden dat de registers Octaaf 4 vt, Fluit 4 vt en Octaaf 2 vt voor een belangrijk deel aan Van Dijck toegeschreven konden worden. Ook het pijpwerk van Van Nistelrooy is vrijwel compleet. Pijpwerk dat Ostertag plaatste is bij de restauratie in 1953 deels versneden, deels van mindere kwaliteit.


De huidige speeltafel aan de achterzijde van het orgel, teruggebracht naar de situatie van 1868.

Alles overwegende heeft ertoe geleid dat het orgel werd teruggebracht naar de situatie, zoals deze is geweest in 1868 na de oplevering door Van Nistelrooy met handhaving van het door Ostertag aangebrachte vrije pedaal. Dat impliceerde uiteraard ook de (her)plaatsing van de speeltafel aan de achterzijde van het instrument. Mede dankzij de inzet van de Stichting Orgelfonds Handel kon uiteindelijk de restauratie worden uitgevoerd door de orgelbouwer Pels & Van Leeuwen te “s-Hertogenbosch. Als adviseurs waren betrokken Ton van Eck en Rogér van Dijk namens de Katholieke Klokken- en Orgelraad, alsmede Rudi van Straten en Wim Diepenhorst vanuit de Rijksdienst voor de Monumentenzorg (de huidige RACM). De orgelkas moest grondig worden gerestaureerd. De windlade van het manuaal werd geheel hersteld. De bestaande magazijnbalg werd na restauratie buiten de orgelkas opgesteld. Het pedaalklavier werd gerestaureerd, het manuaalklavier werd nieuw gemaakt naar voorbeelden van andere Van Nistelrooy-instrumenten. De ebben registerknoppen werden nieuw gedraaid. De gehele tractuur werd in factuur van Van Nistelrooy nieuw uitgevoerd. Het pijpwerk werd gerestaureerd en waar nodig werden nieuwe pijpen in overeenkomstige factuur bijgemaakt. Voor intonatie werd aansluiting gezocht bij de intonatie van het Van Nistelrooy-orgel in Teeffelen.

 
Blik op de gedeelde lade welke gevat is in een raamwerk. De sleepverbinding is in het midden zichtbaar. Op de voorgrond de Trompet 8 vt, waarvan de grootste pijpen (in het midden geplaatst, corresponderend met het front) houten stevels hebben.

Het orgel heeft een zeer innemend intiem klankkarakter. Registrerend in de enkele registers en in de registercombinaties raak je niet uitgespeeld, waarbij de verfijnde speelaard ook uitnodigend werkt. Het is indrukwekkend hier registers te mogen beluisteren die tot de oudste in de provincie Noord-Brabant gerekend mogen worden. Ook visueel schittert het orgel in de kerk. Zorgvuldig is het lofwerk en zijn de ornamenten gerestaureerd. Het op de balustrade aangebrachte wapen van Baron van Eynden ondersteunt de voorname uitstraling van dit Van Dijck – Van Nistelrooy-orgel.
Orgelbouwer en adviseurs hebben hier een prachtig orgel doen herleven. 

Dit artikel door Wim van der Ros is eerder gepubliceerd in de Brabantse Orgelkrant 2008. Dispositie 2005 na restauratie door Pels & Van Leeuwen

Manuaal C-f”’ Pedaal C-f (aangehangen)
N. Prestant 8′
N. Holpijp 8′
D. Octaaf’
D. Fluit 4′
D. Octaaf 2′
P. Flageolette 1′
P. Viola 8′
N. Trompet B/D 8′
O. Subbas 16′



__________________________
D = Van Dijck
N = Van Nistelrooy
O = Ostertag
P = Pels & Van Leeuwen

Bronnen:
Dr. Teus den Toom (eindredactie), Het Historische Orgel in Nederland 1858 – 1865 en idem1865 – 1872, NIvO, Amsterdam 2003, resp. 2004
Peter Lathouwers e.a., In eeren ende oirbaar onser vrouwe te Haenle, Handel, 2005
Frans Jespers, “Repertorium van orgels en orgelmakers in Noord-Brabant tot omstreeks 1900”; Het Noordbrabants Genootschap, ’s-Hertogenbosch 1983
Wout van Kuilenburg, “Het werk van de orgelmakersfamilie Van Eijsdonck / Van Nistelrooy / Kuijte; Het Noordbrabants Genootschap, ’s-Hertogenbosch 1983
Frans Jespers, “Brabants orgelbezit”; Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant, sectie muziek, ’s-Hertogenbosch 1975
Orgelbouw Verschueren, offerte Project voor ombouw, revisie en verplaatsen van het orgel in de Parochiekerk H. Maria Hemelvaart te Handel N.Br., Heythuysen, 13 Februari 1952
Drs. R.A.J. van Dijk, Inventarisatie van het orgel te Handel, Utrecht 8 mei 1996
Drs. J.J. van der Harst, Voorlopig rapport betreffende het orgel in de Kerk van de H.Maria ten Hemelopneming te Handel, Hilversum 21 juli 1988

Concerten 

Zondag 20 oktober 2024
Aanvang 14.00 uur.
Toegang vrij.
Tannie van Loon (Eindhoven), orgel

Cultureel en Religieus Erfgoed Handel

De Stichting Cultureel en Religieus Erfgoed Handel organiseert éénmaal jaarlijks een concert, op het in 2005 volledig gerestaureerde ‘Van Dijck-orgel’.

Stichting Cultureel en Religieus Erfgoed Handel
W. Thijssens
Rector v.d. Laarschotstraat 7
5423 TJ Handel
Tel. 0492-322502

De Stichting Cultureel en Religieus Erfgoed Handel is een Algemeen Nut Beogende Instelling.

Deze organisatie is vertegenwoordigd bij of lid van de Brabantse Orgelfederatie.

De kerk

De kerk van Handel, welke in 1946 tot parochiekerk werd verheven, heeft in de afgelopen eeuwen veel wijzigingen en vergrotingen meegemaakt. Rond 1700 werd aan de oostzijde van de toen bestaande kapel een groot koor aangebouwd. Nadat in 1896 de 15de eeuwse toren plaats moest maken voor een nieuwe in neogotisch stijl (door architect Pierre Cuypers), werd de meest ingrijpende verbouwing vanaf 1902 verricht onder leiding van Jos Th.J. Cuypers. De drie oostelijke traveeën van het schip kregen zijbeuken en er verrees een nieuw koor. In 1935 werd de zuidbeuk vergroot met een portaal, en werd ingericht als Mariakapel.

www.onzelievevrouwvanhandel.nl

Bedevaartsoord
Oorspronkelijk was de verering voor O.L. Vrouw van Handel uitsluitend een aangelegenheid van de bewoners van de heerlijkheid Gemert, wier beschermvrouwe zij was. Aan het einde van de 17e eeuw groeide de heilige plaats in korte tijd uit tot een interregionaal bedevaartoord voor katholieke inwoners van de Nederlandse Republiek, die in hoofdzaak kwamen uit de aangrenzende Meierij van Den Bosch. Omstreeks 1800 raakte de verering in verval door de concurrentie van de nabije bedevaartplaats Kevelaer (D) en de gevolgen van de Franse Revolutie. Handel wist zich echter op wat bescheidener schaal te handhaven als regionaal bedevaartoord en is dat gebleven tot op de dag van vandaag.