Reijniers, Willem (1846–1908)

Wilhelmus (Willem) Ignatius Reijniers (Gennep 1846 – Tilburg 1908) volgde eenmuzikale opleiding in het karmelietenklooster van Boxmeer. In 1871 werd hij muziekleraar en organist aan het kleinseminarie en gymnasium Rolduc. Daarna begint zijn loopbaan in Tilburg, waar hij in 1876 organist werd van de Goirkese kerk en ging en het kerkkoor van de parochie ’t Goirke ging leiden. 

Uit de Zouavenbroederschap Fidei et Virtuti (Zouaven) ontstond, mede door toedoen van Reijniers, in 1877 de Liedertafel het mannenkoor Sint Caecilia in Tilburg. Hij bracht dit mannenkoor als dirigent tot grote bloei. Reijniers componeerde veel kerkmuziek. Ook had hij een uitgebreide lespraktijk en muziekzaak die na zijn dood werden voortgezet door zijn dochter Anna Reijniers, die als pianiste ook aan Caecilia verbonden is geweest.

Willem Reijniers werd in 1876 door de selectiecommissie als dirigent van de harmonie Orpheus afgewezen…. maar toch is naar Willem Reijniers een straat in Tilburg vernoemd; het Reijnierspad.

Werken van Willem Reijniers

Reijniers componeerde veel kerkmuziek, zoals missen (o.a.Missa pro defunctis’), een Te Deum, lofzangen en orgelstukken. Voorts schreef hij liederen, cantates, stukken voor mannenkoor, een mars en gelegenheidszangen.

Sursum corda XVIII Cantus varii, Editio Tertia 
Publicatie W. Bergmans, (Tilburg) 1907:

Salve Regina

Ave Maria

Tantum Ergo

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Componisten