Pirenne, Maurice (1928-2008)

Maurice Pirenne werd geboren op 29 november 1928 in Tilburg. Als tienjarig jongetje begon hij met een pianostudie. Een jaar later ging hij naar het klein seminarie. Op z’n twaalfde begon hij met orgelstudie. Van 1946 tot 1952 studeerde Maurice Pirenne filosofie en theologie aan het groot seminarie te Haaren (NBr), in combinatie met een conservatorium-opleiding te Tilburg bij de toenmalige organist van de Sint-Jan, Piet Hörmann (diploma orgel 1950). In 1952 werd Pirenne priester gewijd en benoemd tot kapelaan in St.-Michielsgestel. Een jaar later gaf de toenmalige bisschop mgr. Mutsaerts, hem gelegenheid om verder te studeren als kerkmusicus aan het Pontificio Instituto di Musica Sacra te Rome. Hij studeerde er Gregoriaans, orgel, compositie en musicologie. In de jaren 1956-1958 zou hij voor al deze onderdelen cum laude afstuderen. Van 1958 tot 1960 volgde hij muziekwetenschap aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Vanaf 1959, resp. 1960 tot eind 1993 doceerde hij aan het Brabants Conservatorium en het Nederlands Instituut voor kerkmuziek te Utrecht, aanvankelijk gregoriaans en theorie, na enige jaren hoofdvak orgel. Van 1969 tot 1980 doceerde hij orgel aan het Arnhems Conservatorium. 

In 1965 werd Maurice Pirenne door mgr. Bekkers benoemd tot Rector Cantus van de Schola in de St.Janskathedraal van ‘s-Hertogenbosch. Dit jongenskoor werd 75 jaar geleden opgericht, waarin later het kathedrale koor opging. De Schola Cantorum is onder zijn leiding tot grote bloei gekomen. Hij is tot 1991 als Rector Cantus actief geweest. Bij vele bijzondere gelegenheden treedt de Schola Cantorum op, naast de wekelijkse zondagsvieringen in de kathedraal. Een groot aantal cd’s van de Schola werd in zijn periode uitgebracht. In 1991 volgde hij Huub ten Hacken op als organist van de Sint-Jan.

Naast kerkelijke en daarmee samenhangende maatschappelijke verdiensten, is hij ook als musicus – met name op het terrein van de liturgische orgelmuziek – onderscheidend. Koor- en orgelwerken zijn niet alleen in eigen land beluisteren, maar worden ook ten gehore gebracht tijdens internationale concerten. Pirenne schreef orgelwerken, kamermuziek en liederen, maar het zwaartepunt van zijn oeuvre bestaat vooral uit een groot aantal composities voor koor, veelal op religieuze teksten, al dan niet voor liturgisch gebruik, en bijna altijd gecomponeerd in opdracht of op verzoek. Acht representatieve composities werden vastgelegd op de CD ‘Maurice Pirenne Koorwerken‘, die eind 1994 verscheen in de serie KRO klassiek. De CD ‘Scheppende Geest’, een opdracht van de KRO en de Nederlandse Sint-Gregoriusvereniging, verscheen in september 1997. Ook op de CD’s Muziek uit de Sint-Janskathedraal V en VI staan diverse composities van Pirenne. In 2005 componeerde Pirenne een nieuw werk voor het groot orgel van de Sint-Jan voor de veertigste zomerse concertcyclus van de orgelkring Hendrik Niehoff t.w. het “Dialogue pour deux orgues”, hommage aan Hendrik Niehoff. De Sint-Jan heeft twee volwaardige orgels waarop dit werk kan worden uitgevoerd. Pirenne componeerde eveneens “Carillon”, een technisch gecompliceerd hoogstandje voor de uitvoering van een concert in een bezetting bedoeld voor de beiaard, het koor en het orgel van de Sint-Jan. De premiere van dit stuk moest noodgedwongen worden uitgevoerd in de St.Jacobkerk (Jeroen Bosch centrum) met een mobiele beiaard vanwege de Jazz in Duketown geluidoverlast op de Parade.

Prijzen en onderscheidingen
Voor zijn composities ontving Pirenne (al in 1960) de aanmoedigingsprijs van de Pascal Schmeitz Stichting. Voor zijn verdiensten op muzikaal en cultureel gebied op 27 november 1998 de Albert Swane Prijs. Als waardering voor het totale oeuvre ontving Pirenne in 2001 de dr. Rijnsdorp prijs. Deze stichting stelt zich tot doel de bevordering van kunst in het algemeen, meer in het bijzonder van kunst die is geïnspireerd door of affiniteit vertoont met de christelijke traditie en door originaliteit van visie, vormgeving of thematiek een bijdrage kan leveren aan de vernieuwing en voortzetting van die traditie. Bij gelegenheid van zijn gouden priesterjubileum (2002) werd aan hem de parochiepenning toegekend vanwege zijn grote verdiensten voor de Sint-Jan en de kerkmuziek. Pirenne heeft zich in doorlopende lijn, meer dan 40 jaren ten bate van de Basiliek ingespannen. Pirenne wordt alom gekenschetst als een groot componist. Uitstraling, betekenis, werkwijze, plichtsbesef en taakopvatting van Pirenne worden geroemd, en er is aantoonbaar sprake van karaktervolle en voorbeeldige plichtsvervulling.
Op woensdag 17 oktober 2007 heeft burgemeester Rombouts de culturele penning van de stad ‘s-Hertogenbosch uitgereikt aan Maurice Pirenne. De culturele penning wordt verstrekt aan een persoon of instelling die zich geruime tijd – en naar het oordeel van het stadsbestuur op wijze excellerende wijze – heeft ingespannen voor het culturele klimaat in de gemeente. Vanwege de gezondheidssituatie van de decorandus heeft de uitreiking in besloten kring plaatsgevonden.
Maurice Pirenne is op vrijdag 14 maart 2008 te ‘s-Hertogenbosch overleden.

Stichting Maurice Pirenne

Per testament heeft Pirenne een stichting opgericht met als doelstelling om zijn leven en werk onder de aandacht te houden. Dit gebeurt o.a. door zijn muziek te laten uitvoeren, zowel in de liturgie als bij concerten. Meer informatie over deze Stichting zie: www.stichtingmauricepirenne.nlDecember 2007

Interview met Maurice Pirenne, door Wijtse Rodenburg

Maurice Pirenne heeft zich halverwege 2007 moeten terugtrekken uit de dagelijkse hektiek van het leven omdat zijn gezondheid het toch nog plotseling af liet weten. Wij kenden elkaar van meer dan tien jaar samenwerken in de werkgroep die de orgelconcerten van de Lambertuskerk in Rosmalen organiseert. Net genoeg raakvlak om ietwat beschroomd een interview met hem aan te vragen. Eenmaal in privé-sfeer bij hem vertelde hij honderduit over zijn leven, ervaringen en passies… een grote litanie van muzikaliteit.

Maurice Pirenne werd in Tilburg geboren op 29 november 1928 als de een na jongste in een groot katholiek Brabants gezin met vijf jongens en drie meisjes. Hij weet nog dat hij, vijf jaar oud, mee naar de hoogmis mocht. Zijn moeder bleef als enige in de Heikesekerk zitten na de Hoogmis, om het naspel van organist Jan van Leeuwen helemaal uit te luisteren. Daar genoot ze van en dat maakte indruk op de kleine Maurice. 
De kleuterschool zat er in die tijd niet in, maar toen Maurice als 6-jarige naar de lagere school moest, dacht zijn moeder dat hij intussen zo ver in zijn ontwikkeling was dat hij de eerste klas wel zou kunnen overslaan. Maurice vertelt met zijn kenmerkende ingehouden grinnikkende lachje het anekdotische verhaal hoe hij meteen in de tweede klas terecht kwam. Zijn oudste zus had hem thuis al leren rekenen en schrijven, hij was getalenteerd, dus dat was geen probleem. De frater van de lagere school wilde hem toch wel eerst even testen. Maurice kreeg een lijstje met sommen voorgelegd. Zijn moeder was zeer verbaasd toen ze te horen kreeg dat hij toch in de eerste zou moeten beginnen. De frater gaf aan dat er niet één som uitgerekend was. Maurice: “Ik dacht dat ik ze moest overschrijven, hij had niet gezegd dat ik ze ook moest uitrekenen…” Hij kon alsnog in de tweede klas starten….
Thuis werd veel gemusiceerd. Alle kinderen kregen pianoles en speelden op de tachtig jaar oude piano. Vooral z’n moeder stimuleerde dat. Toen ze eens zei dat het kerkkoor lelijk gezongen had, begreep Maurice dat niet: “ik dacht dat meerstemmige muziek altijd goed en mooi was…”

Klein seminarie Beekvliet
Na de lagere school was hij als 11-jarige rijp voor het klein seminarie Beekvliet in Sint-Michielsgestel. Ook daar kon hij zijn liefde voor de muziek verder ontwikkelen. Hij kreeg pianolessen van de net tot priester gewijde Floris van der Putt, die als surveillant de jongste garde in de gaten moest houden. Dat hij tijdens het surveilleren noten zat te noteren, te componeren, maakte indruk op Maurice. Na het eerste jaar Beekvliet begon Maurice met lessen van Floris op orgel en harmonium volgens de methode Orgelschule van J.Schildknecht. Zo begon zijn muzikale loopbaan, waarbij het orgel en de kerkmuziek de rest van zijn leven zouden blijven domineren.

Priesterstudie
Van 1946 tot 1952 studeerde Maurice Pirenne filosofie en theologie aan het Haarense groot-seminarie. Bijzonder was dat hij toestemming kreeg een dag in de week aan het conservatorium van Tilburg orgel te studeren bij Piet Hörmann, organist van de Sint-Janskathedraal van 1941 tot 1964. Bij deze lessen leerde hij een aantal studiegenoten kennen waarmee hij later altijd contacten zou houden. Twee jaar woensdags met de bus of op de fiets naar Tilburg en hard studeren, leverde hem in 1950 het diploma orgel op. 
Na zijn priesterwijding in 1952 werd hij meteen tot kapelaan in St.-Michielsgestel benoemd. Bisschop Mutsaerts zag dat Pirennes meer kwaliteiten bezat en gaf hem daarom na een jaar pastoraal werk in Gestel de gelegenheid om kerkmuziek te gaan studeren aan het Pontificio Istituto di Musica Sacra te Rome. 

Muziekstudie in Rome 
Pirenne kreeg in het italiaans orgelles van Maestro Ferruccio Vignanelli, een groot organist en voor Maurice een muzikaal vader tijdens zijn verblijf in Rome. In de eerste les die hij kreeg kwam de 5e Sonate van Bach aan bod. “Speel alsof je ’n viool speelt” en “denk in lijnen” waren opmerkingen die Maurice zich nu nog herinnert. Er werd les gegeven op een door de Amerikaanse Justine Ward geschonken 5-klaviers-orgel, in 1933 gebouwd door Mascioni uit Cuvio, Varese [1]. De houten koppen van Frescobaldi en Bach keken vanaf de klavierkast toe. 
 Mascioni-orgel (1933)in het Pontificio Istituto di Musica Sacra te Rome.

Maurice: “In 1954 was ik even bang dat ik naar Nederland terug zou worden geroepen om Rector cantus van de St.Janskathedraal te worden, maar de bisschop benoemde tot mijn grote opluchting Floris van der Putt”. Zo kon Maurice zijn muziekstudie in Rome voortzetten. In 1956 behaalde hij het magisterium summa cum laude voor orgel. Voor contrapunt en compositie behaalde hij een jaar later bij Domenico Bartolucci de titel magna cum laude en studeerde hij musicologie bij Igino Anglès en Gregoriaans bij Eugène Cardine. 

Terug naar Nederland
In 1958 ging Pirenne terug naar Nederland en volgde hij nog aanvullende colleges muziekwetenschap aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Trots meldt Pirenne dat op een congres in ’s-Hertogenbosch professor Albert Smijers, die zijn hele leven werkte aan het verzamelen en uitgeven van het complete oeuvre van Josquin des Prez, kort voor zijn dood hem duidde met ‘das ist unsere Hofnung…’. In 1960 kreeg Maurice Pirenne, samen met zijn Rome-studiegenoot Mathieu Dijker, de aanmoedigingsprijs voor jonge kerkmuziekcomponisten van de Pascal Schmeits-stichting.

Conservatoriumdocent
Maurice: “In 1959 werd ik gevraagd om de zieke Nico de Goede, docent Gregoriaans aan het Brabants Conservatorium in Tilburg, te vervangen. Een jaar later vroeg men mij om les te geven aan het Nederlands Instituut voor kerkmuziek te Utrecht. Zo begon mijn meer dan dertig jaar durende docentschap”. Aanvankelijk gaf Pirenne Gregoriaans en theorie, na enige jaren hoofdvak orgel. O.a. Bernard Bartelink was daar een collega. Van 1969 tot 1980 kwam daar nog een docentschap orgel aan het Arnhems Conservatorium bij. 

Rector cantus in de St.Janskathedraal
De Schola van de St.Janskathedraal werd in 1930 als jongenskoor opgericht, waarin later het kathedrale koor op zou gaan. Piet Hörmann, de conservatoriumdocent orgel van Pirenne, was er sinds 1941 organist en Floris van der Putt, de oude orgel- en pianoleraar van Maurice op het klein seminarie, was in 1954 tot Rector cantus benoemd. Piet Hörmann overlijdt in 1964 plotseling, waarna Huub ten Hacken organist wordt. Wat later komt Floris Van der Putt voor de keus te staan om nog een aantal jaren als pastoor in Lieshout aan de slag te gaan. Hij besluit te gaan en in 1965 benoemt bisschop Bekkers Maurice Pirenne alsnog tot Rector cantus van de Schola. De Schola Cantorum is onder zijn 26-jarige leiding tot grote bloei gekomen. 

Nieuwe muziek en volkstaalliturgie
In deze periode is veel gebeurd in de katholieke kerk. De Nederlandse volkstaalliturgie kwam net van de grond en overal werd geëxperimenteerd met nieuwe vormen van kerkmuziek. Pirenne was voorstander van dit zoeken naar nieuwe wegen, zoals ook vele anderen waaronder zijn collega van het Instutuut voor de Kerkmuziek Herman Strategier. Pirenne gebruikte door pater Gieles uit het Latijn vertaalde klassieke teksten, zoals het introitus en antifonen, om die op muziek te zetten. Floris van der Putt gebruikte hij daarbij als klankbord om zijn werken te laten keuren. Ook componeerde hij werken in opdracht van of voor andere koren, naast het werk dat bij de Schola aan bod kwam. Een topper was bijvoorbeeld psalm 93 ‘Koning is onze God’ dat in een vierstemmige zetting overal in Nederland bij de volkstaalliturgie regelmatig werd gezongen, uitgegeven bij Gooi en Sticht. 
In de Sint-Jan had hij naast de nieuwe kerkmuziek ook veel aandacht voor de oude kerkmuziek, die afhankelijk van de functie in de liturgie belangrijk bleef. Zo werden veel werken uit de renaissance van o.a. Josquin des Prez en werk uit oude koorboeken van de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap op het repertoire gezet. 
Maurice gaat in die tijd zo volledig op in zijn werk als docent in Utrecht, Tilburg en Arnhem met daarnaast de intensieve zorg voor de Schola en het componeren, dat hij het aanlokkelijke aanbod om zijn oude orgelleermeester, Ferruccio Vignanelli, die met pensioen ging, in Rome op te volgen, afslaat. 
Pirenne’s activiteiten bij de Schola hebben vele hoogtepunten gekend, ondanks de roerige jaren van veranderingen en beginnende ontkerkelijking. Zo kwamen er meisjes en vrouwen bij de tot dan toe jongens- en mannenwereld van de Schola. Naast de wekelijkse zondagsvieringen in de kathedraal trad de Schola Cantorum bij vele bijzondere gelegenheden op. Een aantal lp’s (nu cd’s) van de Schola werd in zijn periode uitgebracht. 
Bij alle activiteiten met de Schola stond bij Pirenne de kwaliteit van het kathedrale koor steeds voorop. 

Organist
Na 26 jaar als Rector cantus actief te zijn geweest ziet Pirenne een kans om zich meer op zijn liefde: het orgel, te concentreren. Huub ten Hacken neemt in 1991 afscheid als organist van de Sint-Jan en Maurice stelt zichzelf bij het kerkbestuur voor als zijn opvolger…. 
Pirenne heeft zijn hele leven iets met orgels gehad: o.a. met het Loret-orgel in Beekvliet, dat later naar de parochiekerk van Sint-Michielsgestel zou worden verplaatst, het Smits-orgel, met z’n moeilijke pedaal, van de gesloopte Pieterskerk in ‘s-Hertogenbosch die op een steenworp afstand stond van waar Pirenne nu wegens zijn gezondheidstoestand woont en dat nu in de Oirschotse Pieterskerk staat, natuurlijk het orgel in Rome en aan de top: z’n ‘eigen’ Heyneman-orgel van de St.Jan [2]. De grondstemmen en sommige tongwerken van dit orgel zijn fantastisch. Naar zijn mening bestaat het volmaakte orgel niet, elk orgel heeft sterke kanten, maar ook beperkingen, omdat nu eenmaal niet elk orgelstuk geschikt is voor elk orgel. Een ander orgel dat hij ook zeer waardeert is het Robustelly-orgel van de Lambertuskerk in Helmond. “Dat is zo helder van klank…”
Pirenne is nooit op zoek geweest naar gelegenheden om orgelconcerten te geven. Als zich iets aandiende dan deed hij dat alleen als het hem iets leek. 
Gevraagd naar z’n favoriete orgelmuziek geeft Pirenne na enig nadenken dit antwoord: “Natuurlijk is Bach onvermijdelijk de top: zijn magnifieke synthese tussen emotie en rationaliteit. En dan de klassieke Franse barok, Nicolas de Grigny en de romantiek met de choralen van César Franck. Mijn aanvankelijke scepsis ten opzichte van Charles-Marie Widor is veranderd in groot respect. Met name zijn Symphony Gothique is fantastisch.”
Op de vraag wat Pirenne als heel bijzonder bijstaat, geeft hij als antwoord: “Het even uitblijven van het applaus na het spelen van de 14 indringende kruiswegstaties ‘Le chemin de la croix’ van Marcel Dupré 1931. Die stilte, dat is het mooiste applaus…”

Componist
Als 17-jarige maakte Maurice zijn eerste compositie op tekst van Guido Gazelle over Willebrord, zomaar een tekst. Dat was de start van wat zijn tweede liefde zou worden: het componeren. “Componeren is steeds weer een uitdaging. Muziek schrijven voor anderen die dat dan gaan uitvoeren…” Op de vraag wat zijn uitgangspunten zijn bij het componeren antwoordt Pirenne: “Ten eerste, com pónere betekent in het latijn: samen-stellen, structureren dus. Beginnen met de tekst op je te laten inwerken, dan een structuur, samenhang zoeken, de toonsoort bepalen en in polyfone lijnen proberen te denken. Een heleboel noten op papier zetten is helemaal niet nodig. Het moet nooit pompeus worden.”
Pirenne schreef orgelwerken, kamermuziek en liederen, maar het zwaartepunt van zijn oeuvre bestaat uit heel veel composities voor koor, al dan niet voor liturgisch gebruik, meestal gecomponeerd in opdracht of op verzoek. Acht representatieve composities werden vastgelegd op de CD ‘Maurice Pirenne Koorwerken’, die eind 1994 verscheen in de serie KRO klassiek. De CD ‘Scheppende Geest’, een opdracht van de KRO en de Nederlandse Sint-Gregoriusvereniging, kwam uit in 1997. Ook op enkele CD’s uit de serie ‘Muziek uit de Sint-Janskathedraal’ staan composities van Pirenne. 

Mooiste werk
Gevraagd naar wat Maurice nu zelf zijn mooiste werk vindt antwoordt hij na enig denken:I
In 2005 componeerde Pirenne ter gelegenheid van de veertigste zomerse St.Jan-concertcyclus van de orgelkring Hendrik Niehoff het ‘Dialogue pour deux orgues’, een hommage aan Hendrik Niehoff. Op de orgels van de Sint-Jan kan dit werk worden uitgevoerd. ‘Carillon’ is een technisch gecompliceerd stuk voor koor, beiaard en orgel.

Eer voor het werk
Voor zijn verdiensten op muzikaal en cultureel gebied ontving Pirenne op 27 november 1998 de Albert Swane Prijs. Verder ontving hij voor het totale compositorisch oeuvre in 2001 de dr. Rijnsdorp prijs. Deze stichting stelt zich de bevordering van kunst in het kader van vernieuwing en voortzetting van de christelijke traditie tot doel. Vanwege zijn verdiensten voor de Sint-Jan en de kerkmuziek werd hem bij gelegenheid van zijn 50-jarig priesterjubileum in 2002 de parochiepenning toegekend en in oktober 2007 heeft burgemeester Rombouts van ‘s-Hertogenbosch hem de culturele penning van de stad uitgereikt. Voor deze penning komt een persoon of instelling in aanmerking die zich geruime tijd – en naar het oordeel van het stadsbestuur op excellerende wijze – heeft ingespannen voor het culturele klimaat in de gemeente. 
Maurice Pirenne’s uitstraling, werkwijze, plichtsbesef en taakopvatting en de betekenis van zijn werk als organist en componist worden alom geroemd.Toekomst
Maurice zegt geen profeet te zijn. “Wat er met de kerk, de religieuse muziek en het orgel als instrument zal gaan gebeuren is niet te voorspellen. Ik hoop dat er toch steeds weer componisten en organisten bezig zullen blijven met dat fantastische instrument, hoewel ervan leven tegenwoordig maar voor weinigen mogelijk is. Met hoop zullen we verder moeten…”